Werken aan talent in drie nieuwe duurzame hubs

Op het Lifeport Circular Lab symposium in Nijmegen vond op 7 september de aftrap plaats van verschillende hubs:

• Soil Valley – met een kennisagenda gericht op bodem en waterbeheer.
• Via-T – met een focus op de ontwikkeling van vakmanschap en kennis voor een toekomstbestendige leefomgeving.
• Gezond Circulair op de campus Heyendaal – gericht op de ontwikkeling van kennis over gezondheid, vitaliteit en circulariteit.

De organisatoren verwachtten ongeveer 50 aanmeldingen, maar uiteindelijk waren het er 200, wat aangeeft hoe belangrijk men dit onderwerp vindt. Tijdens het symposium informeerden verschillende sprekers de bezoekers over de hubs en de ontwikkeling van talent daarin.

 

Opleiden en bundelen

Jan van Dellen, directeur The Economic Board, opende de bijeenkomst samen met Daniel Wigboldus (voorzitter college van bestuur Radboud Universiteit en lid van The Economic Board). In dit gesprek gaf Daniel twee mooie boodschappen mee aan het publiek.
De eerste was een quote van Nelson Mandela: “Education is the most powerful weapon which you can use to change the world.” Deze quote vind Daniel waardevol, want als je echt de toekomst wilt veranderen dan is het onderwijs de duurzaamste weg. Daar bereik je de namelijk de mensen die de toekomst gaan veranderen.
De tweede boodschap ging over de vraagstukken die voor ons liggen zoals die over circulariteit en duurzaamheid. Dit kan alleen maar samen worden opgepakt en daar hebben we alle slimmigheid, handigheid en intelligentie voor nodig. Samen de handen ineenslaan. Ieder heeft zijn of haar eigen talenten die we moeten bundelen. De studenten van nu raadt hij aan om samen met verschillende opleidingen en niveaus projecten op te pakken, omdat je samen verder komt en alle talenten nodig hebt.

 

Connectr: fysieke ruimte en advies

Tijdens het tweede gesprek ging Jan van Dellen in gesprek met Jeroen Herremans (Directeur Connectr). Hoe kunnen we vanuit de triple helix zorgen dat bedrijven samen gaan werken aan de energietransitie? Er moeten samen oplossingen voor komen, omdat we dit niet alleen kunnen. Connectr heeft creëerde een fysieke ruimte waar bedrijven samen kunnen komen om hieraan te werken.
Ook geeft Connectr advies aan de drie hubs om te kijken of je van de energietransitie economie kunt maken. Herremans: “De ondernemer moet je richting geven. Als je tegen ondernemers zegt waar het naartoe gaat, vanuit de overheid duidelijk bent in keuzes en vanuit kennisinstellingen laat zien waar de ontwikkelingen zouden kunnen liggen de komende 10-15 jaar, dan kunnen ondernemers daarop los gaan er kunnen zij op basis hiervan verder ontwikkelen. We doen het samen, dus iedereen moet mee ontwikkelen. Er is markt en een behoefte. Partners en onderwijsinstellingen: pak je focus en zoek elkaar op.”

 

Soil Valley: grondwater en bodemonderzoek

Het derde gesprek, tussen Fons Eijkelkamp (mede-eigenaar Royal Eijkelkamp) en Franske van Duuren (programmamanager circulaire economie Stichting Kiemt) ging over welke rol de ontwikkeling van talent heeft in de hub van Soil Valley.
Er zijn verschillende problemen die met grondwaterplannen te maken hebben. Soil Valley probeert deze problemen bij elkaar te brengen en daar oplossingen voor te bedenken met innovatie-partijen en de innovatiehub. Samen met de andere partijen zoals boeren, burgers en buitenmens. De problemen omtrent de boeren moeten samen worden opgelost. Er moet samen een transitie in gang worden gezet.
In de Achterhoek en Liemers zijn zes innovatiehubs: van VMBO tot universiteit zijn er 50 – 60 studenten bij elkaar gebracht om gezamenlijk te werken aan bodemonderzoeken. Samen zijn ze bezig om het bodemleven snel in kaart te brengen. In de afgelopen vier jaar is dat zo belangrijk geworden in de wereld dat ze nu op zoek zijn naar een scale-up om dit verder te onderzoeken.

VIA-T: kennis voor bedrijven en leerlingen voorbereiden op nieuwe beroepen

Het vierde gesprek was tussen Inge Essing (projectleider onderwijs en programmamanager VIA-T bij VO Campus) en Frank Croes (programmamanager circulaire economie bij de HAN). Zij vertelden in hun gesprek dat bedrijven die graag stappen maken, willen weten waar ze kennis en kunde kunnen krijgen om te versnellen in circulair bouwen. VIA-T wil de bouwsector stimuleren om circulair te bouwen. Door versnelling van innovatie, van talentontwikkeling en inspiratie wil het de transitie mogelijk maken.
Hoe kunnen talent ontwikkelen en behouden in onze regio? De beroepen veranderen in de toekomst. De leerlingen van 12 tot 16 jaar worden bij VIA-T nu al bijgebracht hoe ze woninginstructeur kunnen worden. Tegenwoordig worden er andere vaardigheden gevraagd en daar speelt VIA-T op in.

 

Gezond Circulair: kenniscentrum voor gemixte teams

Kristie Lamers (Directeur RVN@) en Sjors Witjes (Lid van de Raad van Commissarissen ARN BV) sloten het gesprek samen af. Campus hub Gezond Circulair is een kenniscentrum waar studenten van regionale kennis- en onderwijsinstellingen als ROC, HAN, ArtEZ en RU in gemixte teams worden gekoppeld aan regionale maatschappelijke thema’s als gezondheid, energie en duurzaamheid. Dit geeft de studenten de mogelijkheid zich realistischer voor te bereiden op hun toekomstige rol in de samenleving.
Een mooi voorbeeld was de circulariteit van luiers. ARN is al geruime tijd bezig om dit te verwezenlijken en dit leidde tot samenwerkingen met onderwijsinstellingen.
Al een aantal jaren wordt er onderzoeken gedaan. Deze onderzoeken hebben geleid tot een symposium waarbij van verschillende onderwijsteams hun resultaten presenteerden. Het ministerie heeft dit te horen gekregen en wilde dit samen met de studenten oppakken, omdat ze erachter kwamen dat deze studenten verder zijn in het proces.
Witjes zegt trots te zijn op deze regio en vindt het mooi dat studenten met dit thema aan de slag gingen en dat het zo goed wordt opgepakt buiten onze regio.
Ook het stationsgebied in Nijmegen wordt de komende jaren aangepakt door mkb en RVN@ samen. Er is een living lab gemaakt om samen de mogelijkheden te bespreken en om samen bijdragen te leveren en oplossingen te bedenken.

 

Triple helix

In alle gesprekken kwam naar voren dat samenwerkingen tussen ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen (triple helix) meer effect zullen hebben op bouw, bodem en bedrijven.
Samen kennis bundelen, onderzoek doen, studenten betrekken en talent behouden in de regio.

Inschrijving Koning Willem I Prijzen 2024 geopend 

Op 1 september opende de inschrijving voor de Koning Willem I Prijzen 2024. De drie prijzen erkennen organisaties die uitblinken in durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, duurzaamheid, innovatie, diversiteit en inclusie. In mei 2024 reikt Koningin Máxima de tweejaarlijkse prijzen uit.

De Koning Willem I Prijs is de bekroning van goed ondernemerschap, de meest prestigieuze en onafhankelijke ondernemingsprijs van Nederland, die wordt uitgereikt in drie categorieën. Er zijn prijzen voor het beste Grootbedrijf (meer dan 250 medewerkers), Midden- en Kleinbedrijf (tot 250 medewerkers) en de Plaquette voor Duurzaam Ondernemerschap.

President van De Nederlandsche Bank, Klaas Knot, is voorzitter van het Bestuur van de Koning Willem I Stichting: “Wij zijn trots op onze ondernemers! Zij vormen de pijlers van de Nederlandse welvaart, elk van hen met een eigen verhaal, een eigen unieke geschiedenis. En hoe verschillend hun werkgebieden ook zijn, het zijn juist die verhalen die hen verbinden en het ondernemingsklimaat in ons land vormen.”

 

Jean Schreurs van NXP vertelt over het winnen van de prijs in 2022

Het winnen van de Koning Willem I Prijs heeft een grote impact op organisaties en hun toekomstplannen. Ook Jean Schreurs, directeur van NXP Nijmegen en lid van The Economic Board, heeft dit ervaren.

“Het winnen van de Koning Willem I Prijs heeft ons imago als een innovatief en succesvol bedrijf versterkt. Het heeft veel aandacht getrokken van ons internationale management en de Board of Directors, wat heeft bijgedragen aan het benadrukken van onze ‘Hollandse wortels’ en het belang van Nederland als ons thuisland”, aldus Jean Schreurs.

 

Schrijf je bedrijf nu in!

Nederlandse ondernemingen die zich onderscheiden op het gebied van durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, duurzaamheid, innovatie, diversiteit en inclusie worden van harte uitgenodigd om zich in te schrijven. Je kunt je onderneming tot en met 17 december opgeven via kw1prijs.nl.

Hierna nomineren de regionale selectiecommissies en de plaquette-jury per categorie 12 bedrijven. Zij mogen in een live pitch motiveren waarom hun organisatie een Koning Willem I Prijs verdient.

De vakjury selecteert vervolgens per categorie drie finalisten en het bestuur van de stichting kiest uiteindelijk de winnaars.

Erevoorzitter Koningin Máxima en voorzitter Klaas Knot reiken de prijzen uit in mei 2024.

De Koning Willem I Stichting is in het leven geroepen door De Nederlandsche Bank N.V. en een aantal aan het bedrijfsleven gelieerde organisaties.

De Koning Willem I Prijzen zijn onafhankelijke ondernemingsprijzen en worden actief gesteund door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In het bestuur zijn vertegenwoordigd De Nederlandsche Bank N.V., VNO-NCW, MKB Nederland, De Maatschappij, Instituut Nederlandse Kwaliteit, Nive, Kamer van Koophandel Nederland, Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Nederlandse Vereniging van Banken, Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants, Duurzaamheid.nl en Nederlandse Loterij.

Zelfs Panama loopt warm voor Nijmeegse opleiding Semiconductor Packaging

De opleiding Semiconductor Packaging, een initiatief van de HAN en CITC, is op 28 augustus haar vierde jaargang ingegaan. 49 mensen zijn ermee begonnen, met zelfs deelnemers uit Panama. “Deze opleiding is uniek in de wereld”, zegt Joop Bruines.

Joop Bruines is uit naam van zowel de HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen) als CITC (Chip Integration Technology Center) verantwoordelijk voor de inhoud en de uitvoering van het Semiconductor Packaging University Program. Het is een minor van één semester voor studenten én een deeltijdopleiding van zeven weken voor mensen uit het bedrijfsleven. Behalve de HAN en CITC zijn ook NXP, Nexperia, Ampleon, TNO en de TU Delft achter de schermen betrokken.

 

Verschillende disciplines

Op 28 augustus begon de vierde jaargang. “Aan de minor doen 15 studenten mee, wat een mooi aantal is”, zegt Bruines. “Ze komen uit allerlei verschillende disciplines zoals automotive, elektro, werktuigbouw, chemie en mechatronica. Er doen, net als de twee vorige edities, ook drie studenten uit Kleve mee. Verder is er dit jaar erg veel belangstelling vanuit de academische wereld. We hebben maar liefst 23 academici in de zaal zitten of aan de lijn hangen. Nog altijd komen de docenten uit de praktijk, zoals vanaf het begin in 2020 de opzet is geweest.” Sommige thema’s zijn nog hetzelfde als toen, op andere punten ontwikkelde de opleiding zich. “Vergeleken met het eerste jaar is er nu meer aandacht voor actuele onderwerpen als geïntegreerde optica en antennes.”

De minor voor studenten is fulltime. “Zij volgen dezelfde bijeenkomsten op maandag als de mensen die de deeltijdopleiding volgen, maar daarnaast is hun programma natuurlijk uitgebreider. Ook volgen zij een praktijkdeel, dat verzorgd wordt door CITC en NXP.

In totaal, met ook de deeltijdopleiding voor mensen uit het bedrijfsleven erbij, zijn er 49 deelnemers. Ongeveer de helft is fysiek aanwezig in de zaal op de Noviotech Campus in Nijmegen. De andere helft doet online mee. Deelnemers komen uit allerlei landen, waaronder Zweden, Italië, Frankrijk, Duitsland, India en zelfs Panama. “Ik heb verschillende leuke calls met de technische universiteit in Panama gehad. Het land wil voorsorteren op het feit dat de VS in de toekomst alles wat er rondom chips gebeurt, wellicht dichter bij huis wil gaan halen. Opleiding is dan belangrijk en dus hebben we deelnemers uit Panama.”

 

Uniek in de wereld

Bruines vindt dat het belang van de opleiding niet onderschat moet worden. “Er zijn allerlei ontwikkelingen op het gebied van chips. De frequenties worden hoger met 5G en 6G. Auto’s gebruiken daarnaast steeds vaker radars en worden veelal elektrisch aangedreven. Dat heeft allemaal consequenties voor het aansluiten en verpakken van chips. Dat wordt steeds moeilijker. Vroeger was het, simpel gezegd, een kwestie van draadjes eraan en plastic eroverheen, nu wordt er steeds meer al vanaf het eerste ontwerp van een chip nagedacht over de verpakking, zodat die de prestaties van de chip niet in de weg staat. Bij optische chips is dat nog sterker het geval.”

Het is daarom belangrijk en eigenlijk ook logisch dat de opleiding er is. “Toch is deze bij mijn weten uniek in de wereld”, vertelt Bruines. Hij denkt te weten waarom dat zo is. “Dit onderwerp is erg multidisciplinair. Het heeft raakvlakken met elektronica, chemie, werktuigbouwkunde en materiaalkunde. Je kunt het alleen goed neerzetten als allerlei partijen samenwerken. Het initiatief kwam hier vanuit de industrie. Op andere plekken, waar die samenwerking er niet is, krijg je zoiets niet van de grond. Daarnaast is Nederland ook erg goed op het gebied van packaging. We hebben veel mooie bedrijven, die we tijdens de opleiding ook gaan bezoeken.”

C-University maakt leerlingen enthousiast voor embedded technologie

“Met mbo’ers kun je personeelstekorten oplossen.”
Daar is Herbert Verheijden van overtuigd. Hij is al 28 jaar actief in de softwareontwikkeling. Met C-University startte hij een jaar geleden het Embedded Lesprogramma om mbo-leerlingen enthousiast te maken voor het vakgebied embedded productontwikkeling. Doel is het verbeteren van de arbeidsmarkt binnen de regio. Verheijden vertelt graag meer over het lesprogramma.

 

C-University en het Embedded Lesprogramma

Alle sectoren hebben te maken met een personeelstekort. Dat geldt ook voor de ICT-sector en daarin specifiek de wereld van embedded productontwikkeling – het ontwikkelen van elektronica waarop slimme software staat. “We willen ervoor zorgen dat het aantal embedded productontwikkelaars toeneemt om als Nederland, maar ook als Europa, technologisch onafhankelijk te worden.”
C-University gaf al gastlessen aan onderwijsinstellingen. In mei 2022 is het Lesprogramma Embedded productontwikkeling ontstaan. Toen kwam Verheijden in contact met docenten van het Astrum college in Velp en ROC in Nijmegen. In de zomervakantie voerden ze gesprekken om te kijken of C-University gastlessen kon aanbieden op de scholen. Samen met de docenten stelden ze een lesprogramma op dat ze afgelopen jaar aan de mbo-studenten gaven.

 

Over het lesprogramma

Tijdens de eerste maanden van het lesprogramma leren studenten de basis over werken met een printplaat, programmeren et cetera. Daarna gaan ze hun kennis toepassen door een project uit te voeren. Zo kregen de leerlingen van het ROC in Nijmegen de opdracht om een product te maken, inclusief een marketingplan. Daar bedachten ze het product GLOW: een bal die ze in een zitzak stoppen waardoor de zitzak van kleur verandert.
“Dat liep een beetje uit de hand”, vertelt Herbert lachend. “Er is namelijk een kans dat we deze mogen leveren aan de Olympische Spelen. Als dat doorgaat, moeten we snel produceren”. De studenten ontwikkelen zelf de ideeën steeds verder door. “Wij zorgen ervoor dat het kan, maar de studenten bedenken hoe.”

 

Planning voor de aankomende periode

Op korte termijn is het idee om meer havisten enthousiast te maken voor een mbo embedded opleiding. “We willen middelbare scholen aanspreken om gastlessen te geven. Dat is de eerste stap. Vervolgens willen we met de tweede stap het lesmateriaal dat we nu hebben verbeteren, zodat we op langere termijn hetzelfde kunnen doen. We hebben geen grote ambities, maar we willen jongeren helpen het vak te leren.”

 

De uitdagingen

Toch is het een uitdaging om een deel van de studenten te motiveren. Ze vinden het leuk, maar een grote groep haakt af omdat ze niet geïnteresseerd zijn in techniek. Ook ouders hebben nog vaak de neiging om werken in de technieksector onder te waarderen. Daar ligt nog een uitdaging. Daarnaast is het niveauverschil erg groot tussen de studenten. Dat maakt het ingewikkelder om iedereen hetzelfde lesprogramma te laten volgen.

 

Succesvol project zoekt nu samenwerkingspartners

Toch is het project nu al geslaagd. Het doel was om de jongeren enthousiast te krijgen en dat is al goed gelukt. “Het feit dat twee mbo-scholen nu al aangesloten zijn bij het project en het lesprogramma geïmplementeerd hebben is voor ons erg positief. Inmiddels hebben we acht van onze negen doelen al gehaald.”
Zelf is Herbert verrast door het grote succes en had hij van tevoren nooit gedacht dat het zo snel zou gaan. “We blijven dit doen, maar we willen continu verbeteren en het lesprogramma aanbieden in bredere vorm. We zijn vooral op zoek naar samenwerkingspartners.”

Lees meer over:

Techniekdagen Arnhem en Nijmegen 2023

Wist je dat … de techniekdagen gratis te bezoeken zijn voor iedereen? En wist je dat … techniek óók is: schuimballen schieten? Of muziek maken met een aardbei? En wat dacht je van vouwtrailers maken? De techniekdagen in Nijmegen en Arnhem komen er weer aan en zijn een feestje voor alle leeftijden.
Je kunt zó binnenlopen om de tientallen stands te bezoeken en mee te doen aan een van de activiteiten.

 

Nijmegen

23 september
Technovium, Heyendaalseweg 98, van 10.00 tot 16.00 uur.
Lees meer: https://www.techniekdag.nl/techniekdag-nijmegen/

 

Arnhem

7 oktober, Rijn IJssel Tech Plaza, Tivolilaan 40, van 10 tot 16 uur.
Lees meer: https://www.techniekdag.nl/techniekdag-arnhem/

 

Initiatief

De techniekdagen zijn er om kinderen enthousiast te maken voor techniek, hard nodig met de grote vraag naar mensen in deze sectoren.
Techniekdag Nijmegen wordt mede mogelijk gemaakt door: Junior Technovium, VNO-NCW Midden, ROC Nijmegen, Gemeente Nijmegen, Sterk en Techniek regio Rijk van Nijmegen, WijTechniek en Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking (OOM).
Techniekdag Arnhem wordt mede mogelijk gemaakt door: Rijn IJssel, VNO-NCW Midden, Gemeente Arnhem, Leerpark Presikhaaf, ReVaBo Oosterbeek, Lokaal2, IW Nederland, Bouwend Nederland afdeling Zuid-Oost Gelderland, WijTechniek en Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking (OOM).

 

Meedoen met je organisatie?

Wil je meedoen met je bedrijf of onderwijsinstelling? Ook zorg- en onderwijsinstellingen zijn welkom om te laten zien welke mogelijkheden zij bieden voor technische opleidingen en carrières.
Als je je organisatie wilt presenteren aan zo’n 1500 bezoekers, neem dan contact op met Leonie Dijkhof, dijkhof@vno-ncwmidden.nl.

Bouwen voor de toekomst: levenslang leren bij VIA-T

We maken een sprong in de tijd: het is 2025. We bevinden ons op het NYMA-terrein in Nijmegen. Precies op de plek waar ooit de oudste Romeinse weg door Novio Magus liep, staat een bijzonder gebouw. Welkom bij VIA-T!

Binnen dit robuuste, multifunctionele gebouw heerst grote bedrijvigheid. Op de beursvloer presenteren bedrijven hun nieuwste vondsten op het gebied van techniek en innovatie. In zogenoemde leerstations vinden praktijktrainingen plaats. Verderop wordt een masterclass Conceptueel en Circulair Bouwen gegeven. In de flexkantoren onderzoeken HAN-studenten samen met een aannemersbedrijf de mogelijkheden van alternatieve materialen in een circulair-bouwproject.

Samen het wiel uitvinden

Want dat is waar VIA-T voor staat: een kenniscentrum voor duurzaamheid, circulariteit, innovatie en vakmanschap in de gebouwde omgeving.
Programmaleider Inge Essing: “VIA-T heeft als doel de thema’s klimaat, woning en arbeidstekort aan te pakken. Samen werken we aan toekomstbestendig leren, werken, wonen en leven. Zo maken we de transitie mogelijk en betaalbaar.”

Sinds 2021 ligt er een akkoord met de Rijksoverheid voor de bouw van 60.000 nieuwe woningen in en rond Arnhem en Nijmegen. Een enorme opgave, zeker met de uitdagingen van tegenwoordig: een tekort aan geschoolde medewerkers, nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van energiezuinigheid en milieu en de stikstofproblematiek.

Essing: “Elk bedrijf heeft tegenwoordig z’n eigen duurzaamheidsmanager. Iedereen probeert op zijn eigen eiland hetzelfde wiel uit te vinden. Wij zijn ervan overtuigd dat het sneller en beter kan als je het sámen doet. Vandaar VIA-T: een community waarin kennis, werk en ervaringen worden gedeeld.
Ze zeggen niet voor niets: ‘delen is het nieuwe hebben’. Je zult een grote opdracht als de transitie naar een duurzame gebouwde omgeving gezamenlijk moeten oppakken. Dan moet je niet bang zijn om iets te brengen en niet alleen maar te halen. Het is geven en nemen voor collectieve hogere doelen: duurzaamheid, circulariteit, innovatie en vakmanschap.”

Razendsnelle ontwikkelingen

“VIA-T verbindt kennispartners en toeleveranciers aan de keten van opdrachtgevers, opdrachtnemers en toeleveranciers,” vervolgt de programmaleider. “Samen versnellen we innovaties, flexibiliseren we leertrajecten en vergroten we het arbeidspotentieel.
Zo brengen we partijen samen voor innovatievraagstukken, bijvoorbeeld studenten van HAN of Radboud Universiteit en ondernemers. Met elkaar ontwikkelen ze slimme, toekomstbestendige businessmodellen voor concrete vraagstukken van circulariteit.

Als learning community legt VIA-T de verbinding tussen innovatie, onderzoek en vakmanschap. We bemiddelen tussen vraag en aanbod in de scholingsbehoefte van een bedrijf en brengen passende partijen bij elkaar. Zo zorgen we ervoor dat de juiste kennis op de juiste plek terecht komt.
De razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van techniek en technologie in combinatie met de transitie naar een duurzame gebouwde leefomgeving maken continue bijscholing noodzakelijk. Met onze partners vullen we bestaand vakmanschap aan voor deze transitie. Bouwers kunnen zich laten bijscholen of omscholen in circulaire en biobased oplossingen voor de gebouwde omgeving. Een leven lang leren geldt dus zeker bij VIA-T.”

Multifunctioneel kenniscentrum

“Onze leerlingen, studenten en zij-instromers variëren van 12 tot 67 jaar. We helpen leerlingen bij hun oriëntatie op beroepen in techniek en technologie en vakmensen op weg naar (ander) werk. Ook zetten we ons in voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In ons multifunctionele kenniscentrum leer je door te doen. Via levensechte opdrachten kom je vanzelf heel veel facetten tegen uit de praktijk van bouw- en installatietechniek.

VIA-T op het NYMA-terrein is zelf uiteraard ook een voorbeeld van circulair bouwen. We hopen dat ons multifunctionele ontmoetings-/kennis-/inspiratiecentrum eind 2025 zijn deuren kan openen. Hopelijk maakt dan ook de WoonWijzerWinkel deel uit van het concept. Hier kunnen particuliere huizenbezitters informatie ophalen over het verduurzamen en isoleren van hun woning.”

VIA-T brengt partijen samen en verbindt ze in een community. Heb jij uitdagingen op gebied van duurzaamheid, circulariteit? Wil je innoveren? Of heb je een tekort aan arbeidskrachten? Kijk dan even op www.via-t.nl
Meer weten over VIA-T? Of (pré-)partner worden? Neem dan contact op met Inge Essing: 06-33057784.

Meer groen moet je samendoen: klimaat adaptief vergroenen noodzakelijk voor de leef- en werkomgeving

Met name in de stedelijke omgeving hebben weersinvloeden grote impact op de leefbaarheid en het werkklimaat. Lange, droge en hete periodes worden afgewisseld met hevige stortbuien, waar in korte tijd veel regen valt. Wat moeten we doen om de omgeving aan te passen aan weersinvloeden en hoe kan vergroening daaraan bijdragen? Hoe krijgen we bedrijven mee in deze uitdaging? Over deze vragen en onderwerpen boog een panel van acht deskundige personen aan de Ronde Tafel.

Gastheer van de discussie was Ivo Hermsen, directeur van De Overhaag, specialist in groenvoorziening met name in de zorg en het onderwijs in Leuth bij Nijmegen. De andere deskundigen: Arno Peters, eigenaar van AMT Werkt (aandacht voor mens en talent), de facilitator om mensen duurzaam te bemiddelen op de arbeidsmarkt; Jill van Schaijk, accountmanager bij Van Doorn, aannemer in de buitenruimte; Paul van Doorn, conceptontwikkelaar bij Giesbers Ontwikkelen en Bouwen; Mayke Klunder, hotspotmanager van de Groene Hotspot Nijmegen en namens Yuverta aan deze tafel; Jan Luijten, verantwoordelijk voor de Slimme Duurzaamheid bij The Economic Board Regio Arnhem Nijmegen en klimaatadaptatie van Gemeente Nijmegen; Saskia Heins, kwartiermaker van en senior onderzoeker bij het nieuwe lectoraat Designing Regenerative and Resilient Cities bij Hogeschool Van Hall Larenstein; en Ton Derks, commercieel directeur van Infrascoop, dat overgenomen is door Ploegam, het gww-bedrijf dat emissieloos bouwt met elektrisch materieel.

Groen, rekenmodellen en grote reset

Als de deelnemers het over een ding eens zijn is het dat vergroening en verduurzaming van de leefomgeving, de bedrijventerreinen en andere buitenruimtes noodzakelijk is om het hoofd te kunnen bieden aan extreme weersomstandigheden. “Wij van de groenbranche hebben een waardevol product in handen”, stelt Ivo Hermsen. “Groen is niet langer alleen maar decoratie, maar draagt bij aan de kwaliteit van onze leefomgeving, de biodiversiteit, de gezondheid van mensen en de circulaire economie. Het biedt oplossingen voor klimaatadaptatie en is bovendien economisch aantrekkelijk.” Saskia Heins is opgeleid als sociaalgeograaf en heeft veel onderzoek gedaan naar verhuisbewegingen. “We moeten de steden en woningen groener maken. Sinds corona werken steeds meer mensen thuis, waardoor de afstand tot het werk minder van belang is”, zegt zij. “Daardoor zijn gezinnen minder gebonden aan de stad. Door parken, pleinen en andere openbare ruimte groener te maken kunnen we die gezinnen, maar ook ouderen in de stad behouden.” Jan Luijten is het met haar eens. “We zien een grote toename van hittestress onder ouderen, dus er moet vergroend worden”, vindt hij. “We moeten toe naar het nieuwe normaal en het is een opgave om dat te bereiken. In steden worden afwegingen gemaakt tussen hitte, vierkant meters, groen en de budgetten.” Volgens Paul van Doorn zou de overheid een analyse moeten maken van maatschappelijke kosten en baten van vergroening en verduurzaming. “Alle financiële stromen bij de overheden zijn sterk gescheiden. Ze zouden een integraler businessmodel moeten hebben en maatschappelijke kosten gaan bundelen om vergroening voor elkaar te krijgen”, is zijn opvatting. “Ik denk ook dat vergroening het werkplezier en de arbeidsproductiviteit vergroot.” Op de vraag wanneer dit gaat gebeuren antwoordde hij aanvankelijk: “Niet.” Maar hij kwam erop terug. “Het gaat een keer gebeuren. Als het systeem gaat vastlopen, komt er vanzelf een grote reset.”

Rekenmodellen versus waarden

De ene gemeente is de andere niet. “Sommige steden, zoals Leiden en Amsterdam, lopen voorop met vergroening. Vooral bij grotere gemeenten begint het te spelen en ook Provincie Gelderland is erg vooruitstrevend”, weet Jill van Schaijk. “Zo hebben we een reflector in de geleiderail gemaakt van bermgras, wat een eis was van de opdrachtgever.” Zij vindt dat Klimaatadaptatie, vergroening en verduurzaming de essentiële pijlers zijn voor een veerkrachtige en duurzame toekomst van zowel de bestaande, als de nieuw aan te leggen openbare ruimtes en bedrijfsterreinen. “De overheden moeten een verplichting opleggen om de bestaande bedrijventerreinen aan te pakken en eisen stellen aan de nog nieuw aan te leggen terreinen. Bedrijven komen wat langzamer op gang als het gaat om het vergroenen van bedrijventerreinen. Subsidies kunnen ondernemers overhalen om te gaan vergroenen op hun eigen terrein bijvoorbeeld.” Ton Derks vindt analoog aan het bermgras van Jill van Schaijk dat we überhaupt zo min mogelijk primaire grondstoffen moeten gebruiken en pleit voor meer circulariteit bij opdrachten. “Omdat het duurder is, kiezen opdrachtgevers daar meestal niet voor.” Het is geen kwestie van willen, maar van moeten volgens Mayke Klunder. “Soms hoor je de budgetten en dan denk ik die modellen kloppen niet.”, schetst zij. “Bijvoorbeeld wordt dan de goedkoopste hovenier ingehuurd voor het herinrichten van een schoolplein. Die kan vervolgens hooguit wat tegels eruit wippen. Ik denk dat de urgentie niet goed gezien wordt. Je zou meetbaar moeten maken wat de bijdrage van vergroening is. Dan lukt het misschien wel. Laten we beginnen met kleine dingen.” Volgens Jan Luijten gaat het niet alleen om de modellen. “Het is ook een waardendiscussie: wat vind je belangrijk? Als de gemeente opdrachtgever is, moeten ze keuzes maken om groener aan te besteden. Wat dat betreft is er nog veel te winnen.” Nijmegen en ook Arnhem doen het niet zo slecht en hebben veel plannen om groen en blauw terug te brengen in de stad, maar kleinere gemeentes hebben vaak beperkte budgetten, is de algemene conclusie.

Natuur in cijfertjes

Als het om waarden gaat heeft Paul van Doorn een opvallende opvatting. “Vergroening en ook verduurzaming begint ermee dat we ons weer leren verhouden tot en laten inspireren door de natuur”, is zijn stelling. “Pas dan gaan we weer het belang van (de) natuur inzien en dat we die nodig hebben.” Hij zit als conceptontwikkelaar aan de voorkant van processen en projecten. “Bijvoorbeeld bij het transformeren van woonzorgcentrum Joachim en Anna naar een paviljoenstructuur. Ik ben veel bezig met gebiedstransities, maar heb ook een strategische rol om te kunnen anticiperen op grote transities die op ons afkomen. We hebben ons laten inspireren door de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties bij het formuleren van ons MVO-beleid. Wij hebben er vijf omarmd waarmee we de meeste impact kunnen maken in onze projecten; duurzame energie, circulaire economie, klimaatadaptatie, het versterken van biodiversiteit en het creëren van partnerships om deze doelen te halen.” Hij vindt dus dat we de verbinding met de natuur zijn kwijtgeraakt en dat groen te veel als een beheersbaar aspect wordt gezien. “We hebben nog wel wat werk te verrichten om uit te leggen hoe natuur werkt en je ertoe zou moeten verhouden.” Paul van Doorn noemt het voorbeeld van de eikenprocessierups. Deze kon zo woekeren vanwege een gebrek aan natuurlijke vijanden in ons gecultiveerde groen. De Overhaag probeert steeds minder gecultiveerd groen te plaatsen. “Wij proberen het nu zo natuurlijk mogelijk te doen”, geeft Ivo Hermsen aan. “Het is erg belangrijk van tevoren het verwachtingspatroon te bespreken. We moeten het aan de voorkant goed schetsen en het zal nu nog lang duren voordat de acceptatie er is.” Sommige plantengroei en onkruid zou geen kans moeten krijgen. “In een kinderdagverblijf wil je niet dat er brandnetels gaan groeien.” Mayke Klunder benadrukt in dit kader het belang van scholing. “Daarom is Yuverta partner van Green Label”, legt ze uit. NL Green Label staat voor een meetbaar duurzame leefomgeving, zoals klimaatadaptatie, energietransitie, vergroten van biodiversiteit. “Onze studenten moeten een meetinstrument hebben, echt met cijfertjes. Bijvoorbeeld bij het divers beplanten van een bepaald terrein zou je rekening kunnen houden met het gebiedslabel.” Dat label maakt de mate van duurzaamheid inzichtelijk en biedt handvatten om een gebied verder te verduurzamen.

Voorlichting en burgerparticipatie

Mayke Klunder stelt dat er verplicht meer aandacht moet zijn voor groen en duurzaamheid in het primair onderwijs. “Daarmee zullen meer jongeren kiezen voor een beroep in de groene of duurzame sector. Dan hebben we ook in de toekomst voldoende goed opgeleid personeel om de duurzame vraagstukken op te blijven pakken”, vindt ze. Het belang van goede educatie en voorlichting illustreert ze met een voorbeeld. “Als ik op het schoolplein sta, hoor ik weleens: ‘Ik heb lekker makkelijk mijn hele tuin bestraat.’ Ze zouden moeten weten hoe makkelijk het kan zijn als je het groen laat. De Groenste Tuin van Gelderland in samenwerking met Omroep Gelderland laat zien dat het mogelijk is; een onderhoudsarme groene tuin. Wij moeten onze studenten het leren uitleggen aan opdrachtgevers en wijkbewoners.” Saskia Heins onderkent het belang van burgerparticipatie om weerstanden voor verduurzaming en vergroening van de grond te krijgen. “Bij Van Hall zien we dat onderwijs en onderzoek met studenten en juiste praktijkpartners steeds meer samenvalt. Zo gaat een van onze lectoraten bijvoorbeeld specifiek over participatie”, verduidelijkt ze. “En starten we in september een nieuwe masteropleiding Duurzame Gebiedstransities. We beginnen aan de voorkant met betrekken van belanghebbenden. Studenten gaan bijvoorbeeld om tafel met bewoners of belanghebbenden in een gebied waar ze zonnevelden willen aanleggen. Als ze veel weerstand van omwonenden constateren, gaan ze in gesprek met iedereen over de vraag waarom er zoveel weerstand is. Zij geven uiteindelijk een transitieadvies af aan de opdrachtgever -in dit geval een gemeente en leveren een bijdrage aan de oplossing van het vraagstuk.” Mayke Klunder weet dat het veel mensen niet interesseert dat hun straat of tuin groener zou kunnen. “Als je ze vertelt dat er veel verandering kan zijn door hun voortuin aan te passen zeggen ze bijvoorbeeld ‘waar moet mijn fiets dan staan?’ Daarom zijn kleine stapjes voor deze mensen belangrijk, en maken we grote sprongen waar het kan.” Paul van Doorn weet dat er altijd mensen zijn in een wijk die vooroplopen. “Die moet je een bepaalde rol geven om anderen mee te krijgen in een transitie als een soort ambassadeur”, denkt hij. Op de vraag hoe je die voorlopers vindt, antwoord Saskia Heins: “Ze zijn vaak aangesloten bij milieu- of natuurclubjes. Maar het kan ook door het organiseren van bewonersavonden, want ook dan krijg je te zien wie de kar trekt.” Ton Derks vult aan: “De meeste bewoners geven de voorkeur aan goede voorzieningen, een parkeerplaats voor de deur. Voor groen moet je ze echt activeren en veel toelichting geven.”

Gemeente of samenleving, wie neemt initiatief

Soms moet je een plan doordrukken, zo liet Jan Luijten zien. “Een bevlogen ambtenaar bedacht een project voor een straat in Hatert, de Malderburchtstraat”, verduidelijkt Jan Luijten. “Hij ging het anders doen en uiteindelijk waren de bewoners er uiteindelijk heel blij mee. Het bleek niet duurder dan een minder duurzame oplossing, dus soms werkt dwang wel.” Het project kreeg het stempel mee van meest duurzame straat, maar hij geeft ook een voorbeeld van vergroening dat vanuit de buurt is gekomen. “Waar ik heel trots op ben is het initiatief van wijkcentrum De Schakel voor stadslandbouw in de wijk Grootstal. Het initiatief is echt vanuit de buurt gekomen en dat geeft veel cohesie in de wijk.” Een mooi voorbeeld, maar als er ergens snel winst te boeken valt, is dat bij aanbesteding. “Projectleiders moeten al zo veel: circulair aanbesteden, klimaatadaptief, rekening houden met biodiversiteit en duurzaamheid, de landelijke maatlat, participatiewet, omgevingswet, dat vergroot de complexiteit.” Jan Luijten vraagt aan de aannemers aan tafel waarmee zij geholpen zouden zijn. “Wat wij zien in tenders en opdrachten dat de goedkopere standaardoplossing nog steeds de norm is, terwijl Green Label de norm moet zijn. Juist bij de aanleg van nieuwe infra is vergroening van de openbare ruimte een uitgelezen kans”, is de stelling van Ton Derks. “Opdrachtgevers en overheden verwachten van ons, dat we vergroenen en verduurzamen met dezelfde prijsniveaus”, ziet Paul van Doorn. “Ik denk dat de gemeente veel meer moet ondersteunen met name met dat prijsmechanisme.” Jan Luijten denkt niet dat een stad klimaatadaptief kan worden via het beheer. “Je moet de stedelijk dynamiek benutten om te vergroenen”, denkt hij. “Maar gemeenten zijn nog te veel bezig met grondpolitiek; de grondexploitaties zijn te lineair. Daar zit het grootste probleem. Deze rotonde (d.l.: hij wijst naar buiten) is gebouwd om de veiligheid te verbeteren. Zo zou je gebiedsontwikkeling moeten zien: projecten ontwikkelen om de biodiversiteit en de vergroening te verbeten. De bodem moet sturend zijn, ook in grondexploitaties.” Paul van Doorn denkt dat de welvaarts- en verzorgingsstaat te ver is doorgeslagen. “We leggen de lat erg hoog en leggen alle problemen bij de overheid neer”, analyseert hij. “Wat doen we eigenlijk nog zelf? Vaak wordt er veel geklaagd en moet de gemeente alles oplossen en daardoor gaat het knellen op allerlei fronten. De overheid kan het niet meer aan en het geld is straks op. Zolang de maatschappij de urgentie niet voelt, heeft de overheid die ook nog niet.”

Samen oplossen

Jill van Schaijk vindt dat je zoveel mogelijk samen moet doen, maar bij ontwikkeling van nieuwe gebouwen of bedrijventerreinen kan de overheid wel eisen stellen. “In Tiel wordt langs de A12 een bedrijventerrein ontwikkeld en de gemeente heeft bepaald dat zoveel procent daarvan groen moet zijn; ook op het gebied van CO2, energie en klimaatadaptatie”, weet zij. “Wij zien wel dat gemeenten openstaan voor vergroening, maar het is sowieso beter om zoveel mogelijk samen te doen.” Jan Luijten is het met haar eens. “Ik denk dat de gemeente het niet meer alleen kan; ze hebben de burgers bedrijven en instellingen nodig.” Saskia Heins ziet een mogelijkheid om meer te gaan experimenteren bijvoorbeeld via living labs. “Gewoon doen en er open voor staan, samen; overheid, burgers, bedrijven, onderwijs en onderzoek. Dan kun je kijken wat werkt en wat niet.” Volgens Mayke Klunder zijn studenten veel vooruitstrevender dan we denken. “Als ik zie wat ze nu opleveren ten opzichte van vijf jaar geleden … Zo vroeg mogelijk mee beginnen, dan zit het goed tussen de oren.” Ivo Hermsen denkt dat het met de mindset te maken heeft. “De jongere generatie heeft een andere mindset dan ouderen. We pakken alle kansen die we zien waar we gewaardeerd worden als groenpartner. Het zou mooi zijn als de gemeente ook kansen pakt.” Dwang werkt niet, stimuleren is beter, denkt Arno Peters: “Voorheen had je de SROI-verplichting, een percentage van de aanneemsom dat je moet besteden aan mensen met afstand voor de arbeidsmarkt. Dat werkte niet, want ondernemers kochten het af. De overheid zou het groene ondernemerschap moeten stimuleren.” Dus niet verplichten, maar wel de kans krijgen. “Ik denk dat de markt er klaar voor is. We moeten gemeenten prikkelen om iets te doen, zodat wij de kans krijgen duurzame materialen te gebruiken”, zegt Ton Derks. Paul van Doorn vindt het leuk om hier aan tafel te zitten en mee te denken. “Een gedreven gezelschap met een intrinsieke motivatie om het anders te doen. Ik denk niet dat de overheid het gaat oplossen, dat moeten we samendoen.”

Gebouw Rijnstate Elst

Duurzaam, slim en innovatief: het ziekenhuis van de toekomst staat in Elst

Duurzaam, slim en innovatief: het ziekenhuis van de toekomst staat in Elst

Het nieuwe dagziekenhuis Rijnstate Elst is klimaatneutraal en daarmee uniek in Europa. Voor het opwekken van energie gebruikt het zonnepanelen en waterstof. Maar dat is niet de enige reden waarom de term ‘ziekenhuis van de toekomst’ zo vaak te horen is, blijkt uit een gesprek met Hans Schoo en Marcel Spanier.

portretten Hans Schoo en Marcel Spanier

Hans Schoo en Marcel Spanier

 

Met een gongslag nam het ziekenhuis de nieuwe Rijnstate-vestiging in Elst op 26 juni in gebruik. Een symbolisch moment en ook een moment waar met smart op werd gewacht. De vestiging vervangt twee andere locaties: Velp en Arnhem-Zuid. Daar vinden nu nog een paar laatste activiteiten plaats, die de komende tijd allemaal naar Elst verhuizen.

Minder meters, zelfde zorg

“Het gebouw in Velp is oud, wat voor veel extra kosten zorgt. Ook aan het gebouw in Arnhem-Zuid zitten nadelen. Dat was eigenlijk niet zo geschikt voor medische zorgverlening”, legt Hans Schoo uit. Hij is lid van de Raad van Bestuur van Rijnstate, met onder andere bouw in zijn portefeuille.

“Daarnaast is er in het zuiden van ons gebied een sterke bevolkingsgroei, terwijl we er nog niet aanwezig waren”, vervolgt hij. “Door de vervanging is ons vastgoedportfolio weer klaar voor de toekomst. We gaan van 26.000 vierkante meter in Velp en Arnhem-Zuid (bij elkaar opgeteld, red.) naar 12.500 vierkante meter in Elst. Daardoor zijn de kosten lager, terwijl we evenveel zorg verlenen.”

Belangrijke vakgroepen die in Velp zaten, zijn nu actief in Elst, vertelt Marcel Spanier. Hij is MDL-arts en bestuurslid van de Coöperatie Medisch Specialisten Rijnstate. Ook hij heeft bouw in zijn portefeuille. “De dermatologen, pijnspecialisten, oogartsen en iedereen van Vitalys, kliniek voor overgewicht, zitten nu volledig in Elst. Sommige specialisten hebben er hun hoofdvestiging en alle anderen kunnen er werken.” Schoo: “Het is een multifunctioneel en multidisciplinair ziekenhuis. Elst is een prachtige aanvulling op onze locatie in Zevenaar, met vooral planbare zorg, en die in Arnhem-Noord, met veel spoedzorg en interventies.”

Trots

De term ‘ziekenhuis van de toekomst’ valt sinds de ingebruikname volop. Vanwege zeer moderne apparatuur, zoals een speciale CT-scan voor snel hartonderzoek, en vooral vanwege het duurzame karakter. Schoo: “Zo’n nieuw gebouw neerzetten doe je voor minimaal dertig of veertig jaar. Het was voor ons hét moment om dat gelijk heel duurzaam te doen.” Spanier: “De zorg is verantwoordelijk voor zeven procent van de CO2-uitstoot en daar zijn we ons bewust van. Dit was een mooie kans om het goed neer te zetten. We zijn heel trots op het resultaat.”

Rijnstate Elst is namelijk het eerste klimaatneutrale ziekenhuis in Europa. Daarvoor zijn meerdere innovaties gedaan. Schoo: “We zijn een all electric ziekenhuis: er is geen gasleiding. Zestig procent van de elektriciteit die we nodig hebben voor verwarming, koeling en alle apparaten, wekken we op met zonnepanelen. Dat gaat in totaal om 2300 vierkante meter. We gebruiken waterstof om de te veel opgewekte energie op te slaan. Daarvoor staan twee grote tanks op het terrein. Als de zon niet schijnt, gebruiken we die energie. Een ingenieus systeem bepaalt daarnaast precies wanneer we de energieleverancier nodig hebben.”

waterstoftanks Rijnstate Elst

Waterstoftanks

Bamboehout

Ook in de bouw zelf zitten veel slimme innovaties. Spanier: “Alle gemetselde geveldelen staan een beetje schuin, wat handig is voor het opslaan van zon. Er is veel bamboehout gebruikt voor de vloeren en de wanden, waarin CO2 is opgeslagen. Er is daarnaast heel compact gebouwd, met weinig loze ruimtes. Zo is er bijvoorbeeld één centrale wachtruimte per vloer. De spreek- en onderzoekskamers zijn zo veel mogelijk uniform gelaten, zodat alle verschillende disciplines er gebruik van kunnen maken. Op die manier hebben we het totale oppervlak flink kunnen terugdringen, met daardoor een kleinere footprint.”

Het nieuwe gebouw faciliteert bovendien het doen van videoconsulten, met daardoor minder reisverkeer. De hoeveelheid afval terugdringen is een andere prioriteit. Schoo: “Daarvoor hebben we te maken met allerlei eisen en regels. Het is een mooie uitdaging om de komende tijd ook op dat vlak groener te worden.”

Kruisbestuiving met bedrijven

Een leuke bijkomstigheid is het feit dat een deel van het pand beschikbaar is voor start-ups en scale-ups die in de zorgsector actief zijn. Spanier: “We verwachten dat er een wederzijdse kruisbestuiving ontstaat tussen artsen en bedrijven als ze elkaar makkelijk kunnen benaderen om te sparren. Dat zal leiden tot nieuwe ideeën en een betere toepassing daarvan.”

In Rijnstate Elst zit ook een vestiging van Bakker Bart. Schoo: “We vinden gezonde en verantwoorde voeding heel belangrijk voor onze patiënten en medewerkers. Onze diëtisten zijn in gesprek gegaan met Bakker Bart over het aanbod, met een prachtig resultaat. De bakker is ook beschikbaar voor buurtbewoners die gewoon een halfje bruin willen halen én voor mensen die op het station, dat vlakbij is, moeten wachten op hun trein en nog even een kop koffie willen drinken.”

Lifeport: bedrijven, kennisinstellingen en overheden samen

Bakker Bart is van oorsprong een Nijmeegs bedrijf. Samenwerken binnen de Lifeport-regio en daarbuiten is belangrijk, vindt Spanier. “Je hoeft het wiel niet altijd zelf uit te vinden. Daarom is The Economic Board interessant voor ons: het is een mooi podium om bruggen te slaan met bedrijven en kennisinstellingen. In de regio Lifeport zitten veel belangrijke spelers waar wij wat aan hebben: van de RU en de WUR tot en met bijvoorbeeld Alliander.”

Schoo: “Bij de bouw in Elst hebben we ook heel fijn samengewerkt met de gemeente. Ook het contact met onder andere huisartsen, verplegings- en verzorgingshuizen en de thuiszorg is heel belangrijk. Een ziekenhuis mag absoluut geen eilandje in de samenleving zijn. We doen het met elkaar.”

Meer over Health

Dit artikel delen

Europese vlaggen

Samenwerken in de grenslandstreek is kansen benutten

Samenwerken in de grenslandstreek is kansen benutten

Dat is de ervaring van het samenwerkingsverband Euregio Rijn-Waal, dat al 52 jaar Duits-Nederlandse samenwerking stimuleert en begeleidt. Wie ook eens over onze oostgrens kijkt zal ontdekken dat er vaak geweldige kansen liggen in het samenwerken met Duitse bedrijven en instellingen.

De Euregio Rijn-Waal is een Nederlands-Duits openbaar lichaam, waarbij zo’n 55 gemeenten en regionale overheden zijn aangesloten. De organisatie heeft als belangrijkste doel de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van economie en maatschappij te verbeteren en te intensiveren.

De Euregio Rijn-Waal brengt partners onder bedrijven, instellingen, gemeenten, verenigingen en organisaties bij elkaar om gezamenlijke initiatieven te starten en zo gebruik te maken van synergie-effecten.

Rijn-Waal

Het werkgebied van de Euregio Rijn-Waal omvat aan Nederlandse kant een groot deel van de provincie Gelderland met de gebiedsdelen Arnhem-Nijmegen, West-Veluwe, Zuid-West-Gelderland, delen van Noordoost-Brabant en het noordelijke deel van de provincie Limburg, en omsluit dus ook het werkterrein van het Lifeport innovatienetwerk. Aan Duitse kant omvat het werkgebied de Kreis Kleve, de Kreis Wesel en de steden Duisburg en Düsseldorf. De Euregio Rijn-Waal heeft 4,2 miljoen inwoners.

Scala aan projecten

Binnen de regio zijn al vele projecten succesvol afgerond. Enkele voorbeelden: een onderzoek naar emissievrije containerlogistiek tussen Nijmegen en Duisburg, het ontwikkelen van effectieve interventies van schoolverzuim, het bewaken van de vochtbalans bij ouderen door geautomatiseerde urine-analyse, en de ontwikkeling van innovatieve producten voor decentrale opwekking en opslag van hernieuwbare energie.

Een vollediger beeld van de diversiteit aan onderwerpen en participerende partijen vind je terug in de lijst van projecten op de website van Euregio Rijn-Waal.

Je eerste stap: bezoek de Grenslandconferentie in Nijmegen

Als je openstaat voor samenwerking met Duitse partijen, en daar wellicht wat meer over wilt weten, dan is de vijfde Grenslandconferentie daarvoor een ideale gelegenheid. De conferentie brengt mensen bij elkaar die hard werken om belemmeringen aan de grens weg te nemen op thema’s als veiligheid, arbeidsmarkt, mobiliteit en duurzaamheid. De afgelopen jaren is een netwerk gecreëerd dat zich niet alleen over de grenzen, maar ook over alle politieke en bestuurlijke niveaus heen uitstrekt. De Grenslandconferentie vormt hét moment om met elkaar terug te blikken, stappen te zetten in de samenwerking en ambities te formuleren voor de toekomst. Het programma zal ook voorzien in workshops en excursies, en in veel gelegenheid tot netwerken, onder andere in de themapaviljoens.
De conferentie wordt gehouden op woensdag 6 december in de Vereeniging in Nijmegen.
Het volledige programma wordt na de zomer bekendgemaakt op de website van de conferentie.

Successen vieren: Grenslandprijs

Op de jaarlijkse Grenslandconferentie wordt ook de Grenslandprijs uitgereikt. Voor de prijs komen projecten in aanmerking die zich op bijzondere wijze inzetten, of hebben ingezet, voor grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen. De projecten laten zien dat partijen nader tot elkaar gebracht zijn door onderlinge verschillen te overbruggen.
Bent u zelf actief in zo’n project, of kent u zo’n project?

Meld het dan aan voor de Grenslandprijs van 2023. Dat kan nog tot 7 augustus 2023.
Voorwaarden voor deelname en de aanmeldprocedure vind je op de site van de Grenslandprijs 2023.

Meer over samenwerking met Duitsland

Dit artikel delen

Machines met handen die tablet vasthouden

Briskr en The Economic Board slaan een nieuwe weg in

Briskr en The Economic Board slaan een nieuwe weg in

De regio ArnhemNijmegen timmert al jaren aan de weg op het gebied van Health en Hightech, Food en Energy. Maar het risico van versnippering ligt op de loer: gemeentes, bedrijven en kennisorganisaties die langs elkaar heen bewegen in plaats van elkaar versterken. De nieuwe samenwerking tussen Briskr en The Economic Board Regio Arnhem Nijmegen moet daar verandering in brengen.

Lees meer
1 2 3 20
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
TwitterLinkedInEmail