Baby & Child Research Center in Nijmegen doet bijzonder onderzoek in uniek samenwerkingsverband

In onze eerste levensjaren vinden er veel veranderingen in onze hersenen plaats: we leren een taal, ontwikkelen onze eerste sociale vaardigheden en bouwen aan onze motoriek. Baby’s en jonge kinderen hebben een indrukwekkend leervermogen, en leren daardoor snel complexe vaardigheden aan. Die ontwikkeling is precies wat het Baby & Child Research Center (BRC) onderzoekt. We gaan in gesprek met Marlene Meyer en Robert Oostenveld over de laatste onderzoeksontwikkelingen.

Meyer is onderzoeker bij het BRC in de onderzoeksgroep Baby Research on Action, Interaction & Neurocognition. Oostenveld is Associate Principal Investigator en MEG Physicist bij het Centrum voor Cognitieve Neuroimaging van het Donders Instituut.

Ze vertellen enthousiast: “Bij het BRC spelen veel mooie ontwikkelingen, want we doen onderzoek naar allerlei onderwerpen. Hoe dat er in de praktijk uitziet? Erg divers! We onderzoeken namelijk zwangere vrouwen en kinderen van voor de geboorte tot een leeftijd van zes jaar. Bij de vroege ontwikkeling zijn we bijvoorbeeld benieuwd of stress tijdens de zwangerschap, later invloed heeft op de ontwikkeling van het kind. In de fases na de geboorte kijken we dan weer naar taalverwerking en bijvoorbeeld de ontwikkeling van sociale en cognitieve vaardigheden. Hoe leert een kind bijvoorbeeld in no-time nieuwe woorden?”

 

De opkomst van nieuwe onderzoeksmethoden

Om al deze verschillende onderzoeken mogelijk te maken, gebruikt het BRC veel verschillende onderzoeksmethoden. Vragenlijsten, observatie & interactie en het meten van bewegingen of hersenactiviteit. Vooral bij deze laatste methode spelen interessante ontwikkelingen. Oostenveld legt uit: “Bij volwassenen maken we gebruik van magneto-encefalografie (MEG) om gedetailleerd de activiteit in het brein te bekijken. MEG maakt gebruik van sensoren die in een soort grote helm gemonteerd zijn. Het enige nadeel? De helm past helaas niet op het hoofd van baby’s en kinderen.”

Maar waar een wil is, is een weg. En die weg is de ontwikkeling van een nieuwe methode: Optically Pumped Magnetometers (OPM). “OPM-sensoren zijn klein en hierdoor licht van gewicht”, vertelt Oostenveld. “Deze methode maakt het dus mogelijk om MEG te gebruiken, maar dan met veel kleinere sensoren die ook op het hoofd van baby’s en kinderen passen. Een belangrijke doorbraak, want zo kunnen we een geheel nieuwe groep onderzoeken!”

“Onderzoek bij baby’s en kinderen is namelijk erg belangrijk. In de eerste drie jaren is er veel ontwikkeling: je leert praten, lopen en je ontwikkelt sociale vaardigheden. Dat zijn ook grote veranderingen in de hersenen. Hoe gaat die ontwikkelingsboost samen met veranderingen in de hersenen? Daar kunnen we ontzettend veel van leren! Met deze nieuwe methode hopen we nieuwe kennis op te doen over bijvoorbeeld de cognitieve ontwikkeling.”

OPM is daarnaast ook geschikt voor andere nieuwe onderzoeksdoelgroepen. Denk bijvoorbeeld aan mensen met Parkinson. “Bij de huidige hersenscans moeten mensen stilzitten. OPM maakt het door de kleine en lichtgewicht sensoren mogelijk om bijvoorbeeld het loopgedrag van Parkinsonpatiënten te bestuderen. Zo doen we onderzoek in een natuurlijke setting, en dat zorgt natuurlijk weer voor nieuwe inzichten.”

Baby-onderzoek naar actie, interactie en neurocognitie

Eén van de hoofddoelen van het BRC is kennisdeling met de maatschappij. Want met nieuwe inzichten, help je de maatschappij vooruit. Meyer is betrokken bij een aantal belangrijke onderzoekslijnen. “Zo doe ik onderzoek naar hoe baby’s en jonge kinderen van de mensen om hun heen kunnen leren en wat de rol is van nieuwsgierigheid in de leervaardigheden en ontwikkeling van baby’s en kinderen. Heeft nieuwsgierigheid bijvoorbeeld invloed op hoe jij je later gedraagt op school? Leer je dan meer?”

Daarnaast zijn er ook interessante, nieuwe bevindingen over leren en aandacht bij kinderen. “We hebben baby’s verschillende vormpjes laten bekijken op een computerscherm. Hierbij hebben we gekeken naar hoe lang ze de vormpjes bekijken, en wanneer ze afgeleid raken. Wat blijkt? Als de vormpjes steeds in hetzelfde patroon terugkwamen, hadden baby’s dit op een gegeven moment door en keken ze niet meer naar het scherm. Dit bevestigt de neiging van baby’s om hun aandacht te richten op dingen waar ze iets van kunnen leren. Leren ze er niks meer van? Dan besteden ze hun aandacht liever ergens anders aan!”

 

Bruisend babyonderzoek in de regio

De onderzoeken in het BRC worden mogelijk gemaakt door een uniek samenwerkingsverband tussen het Donders Instituut, de Radboud Universiteit, het Radboudumc en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek. Oostenveld: “Het onderzoek naar de nieuwe onderzoeksmethode OPM konden we niet alleen doen. Juist door de samenwerking tussen het Donders Instituut, het Radboudumc, de Radboud Universiteit en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek werd dit onderzoek mogelijk. Doordat de verschillende centra intensief samenwerken, gaat methodeontwikkeling veel sneller. En dat vind je alleen in Nijmegen!”

Ook Meyer is enthousiast over de regio: “Ik heb ook bij een babylab in Chicago gewerkt. Daar merkte ik dat de bereidheid om mee te werken aan dit type onderzoek veel lager was dan in Nijmegen. Nijmegen biedt een omgeving waarin je mensen kunt enthousiasmeren om een bijdrage te leveren aan de wetenschap. Door de samenwerking met de universiteit, hebben we bijvoorbeeld de mogelijkheid om een database met persoonlijke contacten op te bouwen.”

“Er is een goede samenwerking in de gehele regio. Dat biedt ook mooie kansen voor studenten om zich verder te ontwikkelen en bijvoorbeeld door te groeien vanuit hun promotieonderzoek.”

 

Toekomstdromen

Hoe de toekomst van het BRC eruit zien? Meyer en Oostenveld weten het wel: “We gaan natuurlijk volop verder met de ontwikkeling en het testen van nieuwe onderzoeksmethoden, zoals OPM. Zo kunnen we veel nieuwe gebieden in de ontwikkeling van baby’s en kinderen onderzoeken. En onze kennis delen met de maatschappij. Want je weet wat ze zeggen: jong geleerd, is oud gedaan!”

Werken aan talent in drie nieuwe duurzame hubs

Op het Lifeport Circular Lab symposium in Nijmegen vond op 7 september de aftrap plaats van verschillende hubs:

• Soil Valley – met een kennisagenda gericht op bodem en waterbeheer.
• Via-T – met een focus op de ontwikkeling van vakmanschap en kennis voor een toekomstbestendige leefomgeving.
• Gezond Circulair op de campus Heyendaal – gericht op de ontwikkeling van kennis over gezondheid, vitaliteit en circulariteit.

De organisatoren verwachtten ongeveer 50 aanmeldingen, maar uiteindelijk waren het er 200, wat aangeeft hoe belangrijk men dit onderwerp vindt. Tijdens het symposium informeerden verschillende sprekers de bezoekers over de hubs en de ontwikkeling van talent daarin.

 

Opleiden en bundelen

Jan van Dellen, directeur The Economic Board, opende de bijeenkomst samen met Daniel Wigboldus (voorzitter college van bestuur Radboud Universiteit en lid van The Economic Board). In dit gesprek gaf Daniel twee mooie boodschappen mee aan het publiek.
De eerste was een quote van Nelson Mandela: “Education is the most powerful weapon which you can use to change the world.” Deze quote vind Daniel waardevol, want als je echt de toekomst wilt veranderen dan is het onderwijs de duurzaamste weg. Daar bereik je de namelijk de mensen die de toekomst gaan veranderen.
De tweede boodschap ging over de vraagstukken die voor ons liggen zoals die over circulariteit en duurzaamheid. Dit kan alleen maar samen worden opgepakt en daar hebben we alle slimmigheid, handigheid en intelligentie voor nodig. Samen de handen ineenslaan. Ieder heeft zijn of haar eigen talenten die we moeten bundelen. De studenten van nu raadt hij aan om samen met verschillende opleidingen en niveaus projecten op te pakken, omdat je samen verder komt en alle talenten nodig hebt.

 

Connectr: fysieke ruimte en advies

Tijdens het tweede gesprek ging Jan van Dellen in gesprek met Jeroen Herremans (Directeur Connectr). Hoe kunnen we vanuit de triple helix zorgen dat bedrijven samen gaan werken aan de energietransitie? Er moeten samen oplossingen voor komen, omdat we dit niet alleen kunnen. Connectr heeft creëerde een fysieke ruimte waar bedrijven samen kunnen komen om hieraan te werken.
Ook geeft Connectr advies aan de drie hubs om te kijken of je van de energietransitie economie kunt maken. Herremans: “De ondernemer moet je richting geven. Als je tegen ondernemers zegt waar het naartoe gaat, vanuit de overheid duidelijk bent in keuzes en vanuit kennisinstellingen laat zien waar de ontwikkelingen zouden kunnen liggen de komende 10-15 jaar, dan kunnen ondernemers daarop los gaan er kunnen zij op basis hiervan verder ontwikkelen. We doen het samen, dus iedereen moet mee ontwikkelen. Er is markt en een behoefte. Partners en onderwijsinstellingen: pak je focus en zoek elkaar op.”

 

Soil Valley: grondwater en bodemonderzoek

Het derde gesprek, tussen Fons Eijkelkamp (mede-eigenaar Royal Eijkelkamp) en Franske van Duuren (programmamanager circulaire economie Stichting Kiemt) ging over welke rol de ontwikkeling van talent heeft in de hub van Soil Valley.
Er zijn verschillende problemen die met grondwaterplannen te maken hebben. Soil Valley probeert deze problemen bij elkaar te brengen en daar oplossingen voor te bedenken met innovatie-partijen en de innovatiehub. Samen met de andere partijen zoals boeren, burgers en buitenmens. De problemen omtrent de boeren moeten samen worden opgelost. Er moet samen een transitie in gang worden gezet.
In de Achterhoek en Liemers zijn zes innovatiehubs: van VMBO tot universiteit zijn er 50 – 60 studenten bij elkaar gebracht om gezamenlijk te werken aan bodemonderzoeken. Samen zijn ze bezig om het bodemleven snel in kaart te brengen. In de afgelopen vier jaar is dat zo belangrijk geworden in de wereld dat ze nu op zoek zijn naar een scale-up om dit verder te onderzoeken.

VIA-T: kennis voor bedrijven en leerlingen voorbereiden op nieuwe beroepen

Het vierde gesprek was tussen Inge Essing (projectleider onderwijs en programmamanager VIA-T bij VO Campus) en Frank Croes (programmamanager circulaire economie bij de HAN). Zij vertelden in hun gesprek dat bedrijven die graag stappen maken, willen weten waar ze kennis en kunde kunnen krijgen om te versnellen in circulair bouwen. VIA-T wil de bouwsector stimuleren om circulair te bouwen. Door versnelling van innovatie, van talentontwikkeling en inspiratie wil het de transitie mogelijk maken.
Hoe kunnen talent ontwikkelen en behouden in onze regio? De beroepen veranderen in de toekomst. De leerlingen van 12 tot 16 jaar worden bij VIA-T nu al bijgebracht hoe ze woninginstructeur kunnen worden. Tegenwoordig worden er andere vaardigheden gevraagd en daar speelt VIA-T op in.

 

Gezond Circulair: kenniscentrum voor gemixte teams

Kristie Lamers (Directeur RVN@) en Sjors Witjes (Lid van de Raad van Commissarissen ARN BV) sloten het gesprek samen af. Campus hub Gezond Circulair is een kenniscentrum waar studenten van regionale kennis- en onderwijsinstellingen als ROC, HAN, ArtEZ en RU in gemixte teams worden gekoppeld aan regionale maatschappelijke thema’s als gezondheid, energie en duurzaamheid. Dit geeft de studenten de mogelijkheid zich realistischer voor te bereiden op hun toekomstige rol in de samenleving.
Een mooi voorbeeld was de circulariteit van luiers. ARN is al geruime tijd bezig om dit te verwezenlijken en dit leidde tot samenwerkingen met onderwijsinstellingen.
Al een aantal jaren wordt er onderzoeken gedaan. Deze onderzoeken hebben geleid tot een symposium waarbij van verschillende onderwijsteams hun resultaten presenteerden. Het ministerie heeft dit te horen gekregen en wilde dit samen met de studenten oppakken, omdat ze erachter kwamen dat deze studenten verder zijn in het proces.
Witjes zegt trots te zijn op deze regio en vindt het mooi dat studenten met dit thema aan de slag gingen en dat het zo goed wordt opgepakt buiten onze regio.
Ook het stationsgebied in Nijmegen wordt de komende jaren aangepakt door mkb en RVN@ samen. Er is een living lab gemaakt om samen de mogelijkheden te bespreken en om samen bijdragen te leveren en oplossingen te bedenken.

 

Triple helix

In alle gesprekken kwam naar voren dat samenwerkingen tussen ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen (triple helix) meer effect zullen hebben op bouw, bodem en bedrijven.
Samen kennis bundelen, onderzoek doen, studenten betrekken en talent behouden in de regio.

Inschrijving Koning Willem I Prijzen 2024 geopend 

Op 1 september opende de inschrijving voor de Koning Willem I Prijzen 2024. De drie prijzen erkennen organisaties die uitblinken in durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, duurzaamheid, innovatie, diversiteit en inclusie. In mei 2024 reikt Koningin Máxima de tweejaarlijkse prijzen uit.

De Koning Willem I Prijs is de bekroning van goed ondernemerschap, de meest prestigieuze en onafhankelijke ondernemingsprijs van Nederland, die wordt uitgereikt in drie categorieën. Er zijn prijzen voor het beste Grootbedrijf (meer dan 250 medewerkers), Midden- en Kleinbedrijf (tot 250 medewerkers) en de Plaquette voor Duurzaam Ondernemerschap.

President van De Nederlandsche Bank, Klaas Knot, is voorzitter van het Bestuur van de Koning Willem I Stichting: “Wij zijn trots op onze ondernemers! Zij vormen de pijlers van de Nederlandse welvaart, elk van hen met een eigen verhaal, een eigen unieke geschiedenis. En hoe verschillend hun werkgebieden ook zijn, het zijn juist die verhalen die hen verbinden en het ondernemingsklimaat in ons land vormen.”

 

Jean Schreurs van NXP vertelt over het winnen van de prijs in 2022

Het winnen van de Koning Willem I Prijs heeft een grote impact op organisaties en hun toekomstplannen. Ook Jean Schreurs, directeur van NXP Nijmegen en lid van The Economic Board, heeft dit ervaren.

“Het winnen van de Koning Willem I Prijs heeft ons imago als een innovatief en succesvol bedrijf versterkt. Het heeft veel aandacht getrokken van ons internationale management en de Board of Directors, wat heeft bijgedragen aan het benadrukken van onze ‘Hollandse wortels’ en het belang van Nederland als ons thuisland”, aldus Jean Schreurs.

 

Schrijf je bedrijf nu in!

Nederlandse ondernemingen die zich onderscheiden op het gebied van durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, duurzaamheid, innovatie, diversiteit en inclusie worden van harte uitgenodigd om zich in te schrijven. Je kunt je onderneming tot en met 17 december opgeven via kw1prijs.nl.

Hierna nomineren de regionale selectiecommissies en de plaquette-jury per categorie 12 bedrijven. Zij mogen in een live pitch motiveren waarom hun organisatie een Koning Willem I Prijs verdient.

De vakjury selecteert vervolgens per categorie drie finalisten en het bestuur van de stichting kiest uiteindelijk de winnaars.

Erevoorzitter Koningin Máxima en voorzitter Klaas Knot reiken de prijzen uit in mei 2024.

De Koning Willem I Stichting is in het leven geroepen door De Nederlandsche Bank N.V. en een aantal aan het bedrijfsleven gelieerde organisaties.

De Koning Willem I Prijzen zijn onafhankelijke ondernemingsprijzen en worden actief gesteund door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In het bestuur zijn vertegenwoordigd De Nederlandsche Bank N.V., VNO-NCW, MKB Nederland, De Maatschappij, Instituut Nederlandse Kwaliteit, Nive, Kamer van Koophandel Nederland, Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Nederlandse Vereniging van Banken, Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants, Duurzaamheid.nl en Nederlandse Loterij.

Zelfs Panama loopt warm voor Nijmeegse opleiding Semiconductor Packaging

De opleiding Semiconductor Packaging, een initiatief van de HAN en CITC, is op 28 augustus haar vierde jaargang ingegaan. 49 mensen zijn ermee begonnen, met zelfs deelnemers uit Panama. “Deze opleiding is uniek in de wereld”, zegt Joop Bruines.

Joop Bruines is uit naam van zowel de HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen) als CITC (Chip Integration Technology Center) verantwoordelijk voor de inhoud en de uitvoering van het Semiconductor Packaging University Program. Het is een minor van één semester voor studenten én een deeltijdopleiding van zeven weken voor mensen uit het bedrijfsleven. Behalve de HAN en CITC zijn ook NXP, Nexperia, Ampleon, TNO en de TU Delft achter de schermen betrokken.

 

Verschillende disciplines

Op 28 augustus begon de vierde jaargang. “Aan de minor doen 15 studenten mee, wat een mooi aantal is”, zegt Bruines. “Ze komen uit allerlei verschillende disciplines zoals automotive, elektro, werktuigbouw, chemie en mechatronica. Er doen, net als de twee vorige edities, ook drie studenten uit Kleve mee. Verder is er dit jaar erg veel belangstelling vanuit de academische wereld. We hebben maar liefst 23 academici in de zaal zitten of aan de lijn hangen. Nog altijd komen de docenten uit de praktijk, zoals vanaf het begin in 2020 de opzet is geweest.” Sommige thema’s zijn nog hetzelfde als toen, op andere punten ontwikkelde de opleiding zich. “Vergeleken met het eerste jaar is er nu meer aandacht voor actuele onderwerpen als geïntegreerde optica en antennes.”

De minor voor studenten is fulltime. “Zij volgen dezelfde bijeenkomsten op maandag als de mensen die de deeltijdopleiding volgen, maar daarnaast is hun programma natuurlijk uitgebreider. Ook volgen zij een praktijkdeel, dat verzorgd wordt door CITC en NXP.

In totaal, met ook de deeltijdopleiding voor mensen uit het bedrijfsleven erbij, zijn er 49 deelnemers. Ongeveer de helft is fysiek aanwezig in de zaal op de Noviotech Campus in Nijmegen. De andere helft doet online mee. Deelnemers komen uit allerlei landen, waaronder Zweden, Italië, Frankrijk, Duitsland, India en zelfs Panama. “Ik heb verschillende leuke calls met de technische universiteit in Panama gehad. Het land wil voorsorteren op het feit dat de VS in de toekomst alles wat er rondom chips gebeurt, wellicht dichter bij huis wil gaan halen. Opleiding is dan belangrijk en dus hebben we deelnemers uit Panama.”

 

Uniek in de wereld

Bruines vindt dat het belang van de opleiding niet onderschat moet worden. “Er zijn allerlei ontwikkelingen op het gebied van chips. De frequenties worden hoger met 5G en 6G. Auto’s gebruiken daarnaast steeds vaker radars en worden veelal elektrisch aangedreven. Dat heeft allemaal consequenties voor het aansluiten en verpakken van chips. Dat wordt steeds moeilijker. Vroeger was het, simpel gezegd, een kwestie van draadjes eraan en plastic eroverheen, nu wordt er steeds meer al vanaf het eerste ontwerp van een chip nagedacht over de verpakking, zodat die de prestaties van de chip niet in de weg staat. Bij optische chips is dat nog sterker het geval.”

Het is daarom belangrijk en eigenlijk ook logisch dat de opleiding er is. “Toch is deze bij mijn weten uniek in de wereld”, vertelt Bruines. Hij denkt te weten waarom dat zo is. “Dit onderwerp is erg multidisciplinair. Het heeft raakvlakken met elektronica, chemie, werktuigbouwkunde en materiaalkunde. Je kunt het alleen goed neerzetten als allerlei partijen samenwerken. Het initiatief kwam hier vanuit de industrie. Op andere plekken, waar die samenwerking er niet is, krijg je zoiets niet van de grond. Daarnaast is Nederland ook erg goed op het gebied van packaging. We hebben veel mooie bedrijven, die we tijdens de opleiding ook gaan bezoeken.”

C-University maakt leerlingen enthousiast voor embedded technologie

“Met mbo’ers kun je personeelstekorten oplossen.”
Daar is Herbert Verheijden van overtuigd. Hij is al 28 jaar actief in de softwareontwikkeling. Met C-University startte hij een jaar geleden het Embedded Lesprogramma om mbo-leerlingen enthousiast te maken voor het vakgebied embedded productontwikkeling. Doel is het verbeteren van de arbeidsmarkt binnen de regio. Verheijden vertelt graag meer over het lesprogramma.

 

C-University en het Embedded Lesprogramma

Alle sectoren hebben te maken met een personeelstekort. Dat geldt ook voor de ICT-sector en daarin specifiek de wereld van embedded productontwikkeling – het ontwikkelen van elektronica waarop slimme software staat. “We willen ervoor zorgen dat het aantal embedded productontwikkelaars toeneemt om als Nederland, maar ook als Europa, technologisch onafhankelijk te worden.”
C-University gaf al gastlessen aan onderwijsinstellingen. In mei 2022 is het Lesprogramma Embedded productontwikkeling ontstaan. Toen kwam Verheijden in contact met docenten van het Astrum college in Velp en ROC in Nijmegen. In de zomervakantie voerden ze gesprekken om te kijken of C-University gastlessen kon aanbieden op de scholen. Samen met de docenten stelden ze een lesprogramma op dat ze afgelopen jaar aan de mbo-studenten gaven.

 

Over het lesprogramma

Tijdens de eerste maanden van het lesprogramma leren studenten de basis over werken met een printplaat, programmeren et cetera. Daarna gaan ze hun kennis toepassen door een project uit te voeren. Zo kregen de leerlingen van het ROC in Nijmegen de opdracht om een product te maken, inclusief een marketingplan. Daar bedachten ze het product GLOW: een bal die ze in een zitzak stoppen waardoor de zitzak van kleur verandert.
“Dat liep een beetje uit de hand”, vertelt Herbert lachend. “Er is namelijk een kans dat we deze mogen leveren aan de Olympische Spelen. Als dat doorgaat, moeten we snel produceren”. De studenten ontwikkelen zelf de ideeën steeds verder door. “Wij zorgen ervoor dat het kan, maar de studenten bedenken hoe.”

 

Planning voor de aankomende periode

Op korte termijn is het idee om meer havisten enthousiast te maken voor een mbo embedded opleiding. “We willen middelbare scholen aanspreken om gastlessen te geven. Dat is de eerste stap. Vervolgens willen we met de tweede stap het lesmateriaal dat we nu hebben verbeteren, zodat we op langere termijn hetzelfde kunnen doen. We hebben geen grote ambities, maar we willen jongeren helpen het vak te leren.”

 

De uitdagingen

Toch is het een uitdaging om een deel van de studenten te motiveren. Ze vinden het leuk, maar een grote groep haakt af omdat ze niet geïnteresseerd zijn in techniek. Ook ouders hebben nog vaak de neiging om werken in de technieksector onder te waarderen. Daar ligt nog een uitdaging. Daarnaast is het niveauverschil erg groot tussen de studenten. Dat maakt het ingewikkelder om iedereen hetzelfde lesprogramma te laten volgen.

 

Succesvol project zoekt nu samenwerkingspartners

Toch is het project nu al geslaagd. Het doel was om de jongeren enthousiast te krijgen en dat is al goed gelukt. “Het feit dat twee mbo-scholen nu al aangesloten zijn bij het project en het lesprogramma geïmplementeerd hebben is voor ons erg positief. Inmiddels hebben we acht van onze negen doelen al gehaald.”
Zelf is Herbert verrast door het grote succes en had hij van tevoren nooit gedacht dat het zo snel zou gaan. “We blijven dit doen, maar we willen continu verbeteren en het lesprogramma aanbieden in bredere vorm. We zijn vooral op zoek naar samenwerkingspartners.”

Lees meer over:

Techniekdagen Arnhem en Nijmegen 2023

Wist je dat … de techniekdagen gratis te bezoeken zijn voor iedereen? En wist je dat … techniek óók is: schuimballen schieten? Of muziek maken met een aardbei? En wat dacht je van vouwtrailers maken? De techniekdagen in Nijmegen en Arnhem komen er weer aan en zijn een feestje voor alle leeftijden.
Je kunt zó binnenlopen om de tientallen stands te bezoeken en mee te doen aan een van de activiteiten.

 

Nijmegen

23 september
Technovium, Heyendaalseweg 98, van 10.00 tot 16.00 uur.
Lees meer: https://www.techniekdag.nl/techniekdag-nijmegen/

 

Arnhem

7 oktober, Rijn IJssel Tech Plaza, Tivolilaan 40, van 10 tot 16 uur.
Lees meer: https://www.techniekdag.nl/techniekdag-arnhem/

 

Initiatief

De techniekdagen zijn er om kinderen enthousiast te maken voor techniek, hard nodig met de grote vraag naar mensen in deze sectoren.
Techniekdag Nijmegen wordt mede mogelijk gemaakt door: Junior Technovium, VNO-NCW Midden, ROC Nijmegen, Gemeente Nijmegen, Sterk en Techniek regio Rijk van Nijmegen, WijTechniek en Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking (OOM).
Techniekdag Arnhem wordt mede mogelijk gemaakt door: Rijn IJssel, VNO-NCW Midden, Gemeente Arnhem, Leerpark Presikhaaf, ReVaBo Oosterbeek, Lokaal2, IW Nederland, Bouwend Nederland afdeling Zuid-Oost Gelderland, WijTechniek en Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking (OOM).

 

Meedoen met je organisatie?

Wil je meedoen met je bedrijf of onderwijsinstelling? Ook zorg- en onderwijsinstellingen zijn welkom om te laten zien welke mogelijkheden zij bieden voor technische opleidingen en carrières.
Als je je organisatie wilt presenteren aan zo’n 1500 bezoekers, neem dan contact op met Leonie Dijkhof, dijkhof@vno-ncwmidden.nl.

Bouwen voor de toekomst: levenslang leren bij VIA-T

We maken een sprong in de tijd: het is 2025. We bevinden ons op het NYMA-terrein in Nijmegen. Precies op de plek waar ooit de oudste Romeinse weg door Novio Magus liep, staat een bijzonder gebouw. Welkom bij VIA-T!

Binnen dit robuuste, multifunctionele gebouw heerst grote bedrijvigheid. Op de beursvloer presenteren bedrijven hun nieuwste vondsten op het gebied van techniek en innovatie. In zogenoemde leerstations vinden praktijktrainingen plaats. Verderop wordt een masterclass Conceptueel en Circulair Bouwen gegeven. In de flexkantoren onderzoeken HAN-studenten samen met een aannemersbedrijf de mogelijkheden van alternatieve materialen in een circulair-bouwproject.

Samen het wiel uitvinden

Want dat is waar VIA-T voor staat: een kenniscentrum voor duurzaamheid, circulariteit, innovatie en vakmanschap in de gebouwde omgeving.
Programmaleider Inge Essing: “VIA-T heeft als doel de thema’s klimaat, woning en arbeidstekort aan te pakken. Samen werken we aan toekomstbestendig leren, werken, wonen en leven. Zo maken we de transitie mogelijk en betaalbaar.”

Sinds 2021 ligt er een akkoord met de Rijksoverheid voor de bouw van 60.000 nieuwe woningen in en rond Arnhem en Nijmegen. Een enorme opgave, zeker met de uitdagingen van tegenwoordig: een tekort aan geschoolde medewerkers, nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van energiezuinigheid en milieu en de stikstofproblematiek.

Essing: “Elk bedrijf heeft tegenwoordig z’n eigen duurzaamheidsmanager. Iedereen probeert op zijn eigen eiland hetzelfde wiel uit te vinden. Wij zijn ervan overtuigd dat het sneller en beter kan als je het sámen doet. Vandaar VIA-T: een community waarin kennis, werk en ervaringen worden gedeeld.
Ze zeggen niet voor niets: ‘delen is het nieuwe hebben’. Je zult een grote opdracht als de transitie naar een duurzame gebouwde omgeving gezamenlijk moeten oppakken. Dan moet je niet bang zijn om iets te brengen en niet alleen maar te halen. Het is geven en nemen voor collectieve hogere doelen: duurzaamheid, circulariteit, innovatie en vakmanschap.”

Razendsnelle ontwikkelingen

“VIA-T verbindt kennispartners en toeleveranciers aan de keten van opdrachtgevers, opdrachtnemers en toeleveranciers,” vervolgt de programmaleider. “Samen versnellen we innovaties, flexibiliseren we leertrajecten en vergroten we het arbeidspotentieel.
Zo brengen we partijen samen voor innovatievraagstukken, bijvoorbeeld studenten van HAN of Radboud Universiteit en ondernemers. Met elkaar ontwikkelen ze slimme, toekomstbestendige businessmodellen voor concrete vraagstukken van circulariteit.

Als learning community legt VIA-T de verbinding tussen innovatie, onderzoek en vakmanschap. We bemiddelen tussen vraag en aanbod in de scholingsbehoefte van een bedrijf en brengen passende partijen bij elkaar. Zo zorgen we ervoor dat de juiste kennis op de juiste plek terecht komt.
De razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van techniek en technologie in combinatie met de transitie naar een duurzame gebouwde leefomgeving maken continue bijscholing noodzakelijk. Met onze partners vullen we bestaand vakmanschap aan voor deze transitie. Bouwers kunnen zich laten bijscholen of omscholen in circulaire en biobased oplossingen voor de gebouwde omgeving. Een leven lang leren geldt dus zeker bij VIA-T.”

Multifunctioneel kenniscentrum

“Onze leerlingen, studenten en zij-instromers variëren van 12 tot 67 jaar. We helpen leerlingen bij hun oriëntatie op beroepen in techniek en technologie en vakmensen op weg naar (ander) werk. Ook zetten we ons in voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In ons multifunctionele kenniscentrum leer je door te doen. Via levensechte opdrachten kom je vanzelf heel veel facetten tegen uit de praktijk van bouw- en installatietechniek.

VIA-T op het NYMA-terrein is zelf uiteraard ook een voorbeeld van circulair bouwen. We hopen dat ons multifunctionele ontmoetings-/kennis-/inspiratiecentrum eind 2025 zijn deuren kan openen. Hopelijk maakt dan ook de WoonWijzerWinkel deel uit van het concept. Hier kunnen particuliere huizenbezitters informatie ophalen over het verduurzamen en isoleren van hun woning.”

VIA-T brengt partijen samen en verbindt ze in een community. Heb jij uitdagingen op gebied van duurzaamheid, circulariteit? Wil je innoveren? Of heb je een tekort aan arbeidskrachten? Kijk dan even op www.via-t.nl
Meer weten over VIA-T? Of (pré-)partner worden? Neem dan contact op met Inge Essing: 06-33057784.

Meer groen moet je samendoen: klimaat adaptief vergroenen noodzakelijk voor de leef- en werkomgeving

Met name in de stedelijke omgeving hebben weersinvloeden grote impact op de leefbaarheid en het werkklimaat. Lange, droge en hete periodes worden afgewisseld met hevige stortbuien, waar in korte tijd veel regen valt. Wat moeten we doen om de omgeving aan te passen aan weersinvloeden en hoe kan vergroening daaraan bijdragen? Hoe krijgen we bedrijven mee in deze uitdaging? Over deze vragen en onderwerpen boog een panel van acht deskundige personen aan de Ronde Tafel.

Gastheer van de discussie was Ivo Hermsen, directeur van De Overhaag, specialist in groenvoorziening met name in de zorg en het onderwijs in Leuth bij Nijmegen. De andere deskundigen: Arno Peters, eigenaar van AMT Werkt (aandacht voor mens en talent), de facilitator om mensen duurzaam te bemiddelen op de arbeidsmarkt; Jill van Schaijk, accountmanager bij Van Doorn, aannemer in de buitenruimte; Paul van Doorn, conceptontwikkelaar bij Giesbers Ontwikkelen en Bouwen; Mayke Klunder, hotspotmanager van de Groene Hotspot Nijmegen en namens Yuverta aan deze tafel; Jan Luijten, verantwoordelijk voor de Slimme Duurzaamheid bij The Economic Board Regio Arnhem Nijmegen en klimaatadaptatie van Gemeente Nijmegen; Saskia Heins, kwartiermaker van en senior onderzoeker bij het nieuwe lectoraat Designing Regenerative and Resilient Cities bij Hogeschool Van Hall Larenstein; en Ton Derks, commercieel directeur van Infrascoop, dat overgenomen is door Ploegam, het gww-bedrijf dat emissieloos bouwt met elektrisch materieel.

Groen, rekenmodellen en grote reset

Als de deelnemers het over een ding eens zijn is het dat vergroening en verduurzaming van de leefomgeving, de bedrijventerreinen en andere buitenruimtes noodzakelijk is om het hoofd te kunnen bieden aan extreme weersomstandigheden. “Wij van de groenbranche hebben een waardevol product in handen”, stelt Ivo Hermsen. “Groen is niet langer alleen maar decoratie, maar draagt bij aan de kwaliteit van onze leefomgeving, de biodiversiteit, de gezondheid van mensen en de circulaire economie. Het biedt oplossingen voor klimaatadaptatie en is bovendien economisch aantrekkelijk.” Saskia Heins is opgeleid als sociaalgeograaf en heeft veel onderzoek gedaan naar verhuisbewegingen. “We moeten de steden en woningen groener maken. Sinds corona werken steeds meer mensen thuis, waardoor de afstand tot het werk minder van belang is”, zegt zij. “Daardoor zijn gezinnen minder gebonden aan de stad. Door parken, pleinen en andere openbare ruimte groener te maken kunnen we die gezinnen, maar ook ouderen in de stad behouden.” Jan Luijten is het met haar eens. “We zien een grote toename van hittestress onder ouderen, dus er moet vergroend worden”, vindt hij. “We moeten toe naar het nieuwe normaal en het is een opgave om dat te bereiken. In steden worden afwegingen gemaakt tussen hitte, vierkant meters, groen en de budgetten.” Volgens Paul van Doorn zou de overheid een analyse moeten maken van maatschappelijke kosten en baten van vergroening en verduurzaming. “Alle financiële stromen bij de overheden zijn sterk gescheiden. Ze zouden een integraler businessmodel moeten hebben en maatschappelijke kosten gaan bundelen om vergroening voor elkaar te krijgen”, is zijn opvatting. “Ik denk ook dat vergroening het werkplezier en de arbeidsproductiviteit vergroot.” Op de vraag wanneer dit gaat gebeuren antwoordde hij aanvankelijk: “Niet.” Maar hij kwam erop terug. “Het gaat een keer gebeuren. Als het systeem gaat vastlopen, komt er vanzelf een grote reset.”

Rekenmodellen versus waarden

De ene gemeente is de andere niet. “Sommige steden, zoals Leiden en Amsterdam, lopen voorop met vergroening. Vooral bij grotere gemeenten begint het te spelen en ook Provincie Gelderland is erg vooruitstrevend”, weet Jill van Schaijk. “Zo hebben we een reflector in de geleiderail gemaakt van bermgras, wat een eis was van de opdrachtgever.” Zij vindt dat Klimaatadaptatie, vergroening en verduurzaming de essentiële pijlers zijn voor een veerkrachtige en duurzame toekomst van zowel de bestaande, als de nieuw aan te leggen openbare ruimtes en bedrijfsterreinen. “De overheden moeten een verplichting opleggen om de bestaande bedrijventerreinen aan te pakken en eisen stellen aan de nog nieuw aan te leggen terreinen. Bedrijven komen wat langzamer op gang als het gaat om het vergroenen van bedrijventerreinen. Subsidies kunnen ondernemers overhalen om te gaan vergroenen op hun eigen terrein bijvoorbeeld.” Ton Derks vindt analoog aan het bermgras van Jill van Schaijk dat we überhaupt zo min mogelijk primaire grondstoffen moeten gebruiken en pleit voor meer circulariteit bij opdrachten. “Omdat het duurder is, kiezen opdrachtgevers daar meestal niet voor.” Het is geen kwestie van willen, maar van moeten volgens Mayke Klunder. “Soms hoor je de budgetten en dan denk ik die modellen kloppen niet.”, schetst zij. “Bijvoorbeeld wordt dan de goedkoopste hovenier ingehuurd voor het herinrichten van een schoolplein. Die kan vervolgens hooguit wat tegels eruit wippen. Ik denk dat de urgentie niet goed gezien wordt. Je zou meetbaar moeten maken wat de bijdrage van vergroening is. Dan lukt het misschien wel. Laten we beginnen met kleine dingen.” Volgens Jan Luijten gaat het niet alleen om de modellen. “Het is ook een waardendiscussie: wat vind je belangrijk? Als de gemeente opdrachtgever is, moeten ze keuzes maken om groener aan te besteden. Wat dat betreft is er nog veel te winnen.” Nijmegen en ook Arnhem doen het niet zo slecht en hebben veel plannen om groen en blauw terug te brengen in de stad, maar kleinere gemeentes hebben vaak beperkte budgetten, is de algemene conclusie.

Natuur in cijfertjes

Als het om waarden gaat heeft Paul van Doorn een opvallende opvatting. “Vergroening en ook verduurzaming begint ermee dat we ons weer leren verhouden tot en laten inspireren door de natuur”, is zijn stelling. “Pas dan gaan we weer het belang van (de) natuur inzien en dat we die nodig hebben.” Hij zit als conceptontwikkelaar aan de voorkant van processen en projecten. “Bijvoorbeeld bij het transformeren van woonzorgcentrum Joachim en Anna naar een paviljoenstructuur. Ik ben veel bezig met gebiedstransities, maar heb ook een strategische rol om te kunnen anticiperen op grote transities die op ons afkomen. We hebben ons laten inspireren door de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties bij het formuleren van ons MVO-beleid. Wij hebben er vijf omarmd waarmee we de meeste impact kunnen maken in onze projecten; duurzame energie, circulaire economie, klimaatadaptatie, het versterken van biodiversiteit en het creëren van partnerships om deze doelen te halen.” Hij vindt dus dat we de verbinding met de natuur zijn kwijtgeraakt en dat groen te veel als een beheersbaar aspect wordt gezien. “We hebben nog wel wat werk te verrichten om uit te leggen hoe natuur werkt en je ertoe zou moeten verhouden.” Paul van Doorn noemt het voorbeeld van de eikenprocessierups. Deze kon zo woekeren vanwege een gebrek aan natuurlijke vijanden in ons gecultiveerde groen. De Overhaag probeert steeds minder gecultiveerd groen te plaatsen. “Wij proberen het nu zo natuurlijk mogelijk te doen”, geeft Ivo Hermsen aan. “Het is erg belangrijk van tevoren het verwachtingspatroon te bespreken. We moeten het aan de voorkant goed schetsen en het zal nu nog lang duren voordat de acceptatie er is.” Sommige plantengroei en onkruid zou geen kans moeten krijgen. “In een kinderdagverblijf wil je niet dat er brandnetels gaan groeien.” Mayke Klunder benadrukt in dit kader het belang van scholing. “Daarom is Yuverta partner van Green Label”, legt ze uit. NL Green Label staat voor een meetbaar duurzame leefomgeving, zoals klimaatadaptatie, energietransitie, vergroten van biodiversiteit. “Onze studenten moeten een meetinstrument hebben, echt met cijfertjes. Bijvoorbeeld bij het divers beplanten van een bepaald terrein zou je rekening kunnen houden met het gebiedslabel.” Dat label maakt de mate van duurzaamheid inzichtelijk en biedt handvatten om een gebied verder te verduurzamen.

Voorlichting en burgerparticipatie

Mayke Klunder stelt dat er verplicht meer aandacht moet zijn voor groen en duurzaamheid in het primair onderwijs. “Daarmee zullen meer jongeren kiezen voor een beroep in de groene of duurzame sector. Dan hebben we ook in de toekomst voldoende goed opgeleid personeel om de duurzame vraagstukken op te blijven pakken”, vindt ze. Het belang van goede educatie en voorlichting illustreert ze met een voorbeeld. “Als ik op het schoolplein sta, hoor ik weleens: ‘Ik heb lekker makkelijk mijn hele tuin bestraat.’ Ze zouden moeten weten hoe makkelijk het kan zijn als je het groen laat. De Groenste Tuin van Gelderland in samenwerking met Omroep Gelderland laat zien dat het mogelijk is; een onderhoudsarme groene tuin. Wij moeten onze studenten het leren uitleggen aan opdrachtgevers en wijkbewoners.” Saskia Heins onderkent het belang van burgerparticipatie om weerstanden voor verduurzaming en vergroening van de grond te krijgen. “Bij Van Hall zien we dat onderwijs en onderzoek met studenten en juiste praktijkpartners steeds meer samenvalt. Zo gaat een van onze lectoraten bijvoorbeeld specifiek over participatie”, verduidelijkt ze. “En starten we in september een nieuwe masteropleiding Duurzame Gebiedstransities. We beginnen aan de voorkant met betrekken van belanghebbenden. Studenten gaan bijvoorbeeld om tafel met bewoners of belanghebbenden in een gebied waar ze zonnevelden willen aanleggen. Als ze veel weerstand van omwonenden constateren, gaan ze in gesprek met iedereen over de vraag waarom er zoveel weerstand is. Zij geven uiteindelijk een transitieadvies af aan de opdrachtgever -in dit geval een gemeente en leveren een bijdrage aan de oplossing van het vraagstuk.” Mayke Klunder weet dat het veel mensen niet interesseert dat hun straat of tuin groener zou kunnen. “Als je ze vertelt dat er veel verandering kan zijn door hun voortuin aan te passen zeggen ze bijvoorbeeld ‘waar moet mijn fiets dan staan?’ Daarom zijn kleine stapjes voor deze mensen belangrijk, en maken we grote sprongen waar het kan.” Paul van Doorn weet dat er altijd mensen zijn in een wijk die vooroplopen. “Die moet je een bepaalde rol geven om anderen mee te krijgen in een transitie als een soort ambassadeur”, denkt hij. Op de vraag hoe je die voorlopers vindt, antwoord Saskia Heins: “Ze zijn vaak aangesloten bij milieu- of natuurclubjes. Maar het kan ook door het organiseren van bewonersavonden, want ook dan krijg je te zien wie de kar trekt.” Ton Derks vult aan: “De meeste bewoners geven de voorkeur aan goede voorzieningen, een parkeerplaats voor de deur. Voor groen moet je ze echt activeren en veel toelichting geven.”

Gemeente of samenleving, wie neemt initiatief

Soms moet je een plan doordrukken, zo liet Jan Luijten zien. “Een bevlogen ambtenaar bedacht een project voor een straat in Hatert, de Malderburchtstraat”, verduidelijkt Jan Luijten. “Hij ging het anders doen en uiteindelijk waren de bewoners er uiteindelijk heel blij mee. Het bleek niet duurder dan een minder duurzame oplossing, dus soms werkt dwang wel.” Het project kreeg het stempel mee van meest duurzame straat, maar hij geeft ook een voorbeeld van vergroening dat vanuit de buurt is gekomen. “Waar ik heel trots op ben is het initiatief van wijkcentrum De Schakel voor stadslandbouw in de wijk Grootstal. Het initiatief is echt vanuit de buurt gekomen en dat geeft veel cohesie in de wijk.” Een mooi voorbeeld, maar als er ergens snel winst te boeken valt, is dat bij aanbesteding. “Projectleiders moeten al zo veel: circulair aanbesteden, klimaatadaptief, rekening houden met biodiversiteit en duurzaamheid, de landelijke maatlat, participatiewet, omgevingswet, dat vergroot de complexiteit.” Jan Luijten vraagt aan de aannemers aan tafel waarmee zij geholpen zouden zijn. “Wat wij zien in tenders en opdrachten dat de goedkopere standaardoplossing nog steeds de norm is, terwijl Green Label de norm moet zijn. Juist bij de aanleg van nieuwe infra is vergroening van de openbare ruimte een uitgelezen kans”, is de stelling van Ton Derks. “Opdrachtgevers en overheden verwachten van ons, dat we vergroenen en verduurzamen met dezelfde prijsniveaus”, ziet Paul van Doorn. “Ik denk dat de gemeente veel meer moet ondersteunen met name met dat prijsmechanisme.” Jan Luijten denkt niet dat een stad klimaatadaptief kan worden via het beheer. “Je moet de stedelijk dynamiek benutten om te vergroenen”, denkt hij. “Maar gemeenten zijn nog te veel bezig met grondpolitiek; de grondexploitaties zijn te lineair. Daar zit het grootste probleem. Deze rotonde (d.l.: hij wijst naar buiten) is gebouwd om de veiligheid te verbeteren. Zo zou je gebiedsontwikkeling moeten zien: projecten ontwikkelen om de biodiversiteit en de vergroening te verbeten. De bodem moet sturend zijn, ook in grondexploitaties.” Paul van Doorn denkt dat de welvaarts- en verzorgingsstaat te ver is doorgeslagen. “We leggen de lat erg hoog en leggen alle problemen bij de overheid neer”, analyseert hij. “Wat doen we eigenlijk nog zelf? Vaak wordt er veel geklaagd en moet de gemeente alles oplossen en daardoor gaat het knellen op allerlei fronten. De overheid kan het niet meer aan en het geld is straks op. Zolang de maatschappij de urgentie niet voelt, heeft de overheid die ook nog niet.”

Samen oplossen

Jill van Schaijk vindt dat je zoveel mogelijk samen moet doen, maar bij ontwikkeling van nieuwe gebouwen of bedrijventerreinen kan de overheid wel eisen stellen. “In Tiel wordt langs de A12 een bedrijventerrein ontwikkeld en de gemeente heeft bepaald dat zoveel procent daarvan groen moet zijn; ook op het gebied van CO2, energie en klimaatadaptatie”, weet zij. “Wij zien wel dat gemeenten openstaan voor vergroening, maar het is sowieso beter om zoveel mogelijk samen te doen.” Jan Luijten is het met haar eens. “Ik denk dat de gemeente het niet meer alleen kan; ze hebben de burgers bedrijven en instellingen nodig.” Saskia Heins ziet een mogelijkheid om meer te gaan experimenteren bijvoorbeeld via living labs. “Gewoon doen en er open voor staan, samen; overheid, burgers, bedrijven, onderwijs en onderzoek. Dan kun je kijken wat werkt en wat niet.” Volgens Mayke Klunder zijn studenten veel vooruitstrevender dan we denken. “Als ik zie wat ze nu opleveren ten opzichte van vijf jaar geleden … Zo vroeg mogelijk mee beginnen, dan zit het goed tussen de oren.” Ivo Hermsen denkt dat het met de mindset te maken heeft. “De jongere generatie heeft een andere mindset dan ouderen. We pakken alle kansen die we zien waar we gewaardeerd worden als groenpartner. Het zou mooi zijn als de gemeente ook kansen pakt.” Dwang werkt niet, stimuleren is beter, denkt Arno Peters: “Voorheen had je de SROI-verplichting, een percentage van de aanneemsom dat je moet besteden aan mensen met afstand voor de arbeidsmarkt. Dat werkte niet, want ondernemers kochten het af. De overheid zou het groene ondernemerschap moeten stimuleren.” Dus niet verplichten, maar wel de kans krijgen. “Ik denk dat de markt er klaar voor is. We moeten gemeenten prikkelen om iets te doen, zodat wij de kans krijgen duurzame materialen te gebruiken”, zegt Ton Derks. Paul van Doorn vindt het leuk om hier aan tafel te zitten en mee te denken. “Een gedreven gezelschap met een intrinsieke motivatie om het anders te doen. Ik denk niet dat de overheid het gaat oplossen, dat moeten we samendoen.”

Maatschappelijke ontwikkelingen maken het speelveld van de sales professional breder

Voor vrijwel alle vakgebieden, van marketing tot management, zijn er masteropleidingen beschikbaar. Maar op het gebied van b2b-sales bestond zo’n opleiding nog niet. HAN University of Applied Sciences zag hiervoor een vraag vanuit de markt en sprong in dit gat. De hogeschool lanceert in september een nieuwe masteropleiding: master Business Sales. De deeltijd masteropleiding is uniek in Nederland en leert salesprofessionals meer over ondernemen met toegevoegde waarde voor de maatschappij.

 

Meerwaarde

In de nieuwe opleiding staat meervoudige waardecreatie centraal. Sales professionals leren hoe ze een organisatiestrategie concreet kunnen maken door samenwerking aan te gaan met en tussen stakeholders in het b2b-sales ecosysteem. Ze leren verbinden en de regie pakken om meervoudige waarde te creëren. Niet alleen financiële waarde, maar ook voor mens en milieu.

 

Strategische kant van accountmanagement

De nieuwe opleiding is ontstaan op basis van vragen uit het werkveld, vertelt Lector Thomas Lans. “We hebben uitgebreid onderzoek gedaan onder meer dan 200 sales professionals. Het traditionele beeld van sales is dat je te maken hebt met klanten en dat het werk zich beperkt tot die relatie en de contracten die je sluit.

Maar het speelveld is complexer dan dat. Bedrijven geven aan dat door de huidige ontwikkelingen, zoals digitalisering, de rol van data (denk aan artificiële intelligentie) en verduurzaming, het speelveld veel groter én veel strategischer is geworden waarbij vraagstukken over verschillende functies heen spelen. Daardoor is binnen de professie de behoefte ontstaan om ook die strategische kant van sales- en accountmanagement verder te ontwikkelen.”

Ondernemen in het ondertussen

“Het jaarbericht Staat van het MKB 2022 heet ‘Ondernemen in het ondertussen’ en dat geeft eigenlijk heel mooi aan waar het om gaat”, aldus Lans. “We staan midden in een aantal grote veranderingen, hoe ga je om met dat ‘ondertussen’? Het gaat enerzijds om het creëren van meer visie en strategie, maar tegelijkertijd om het bredere kader en waarde toevoegen voor de maatschappij.

Als sales professional streef je naar een goede financiële waarde, maar kun je ook meedenken over de impact die je maakt op je omgeving. Ketenaansprakelijkheid en nieuwe wet- en regelgeving zorgen dat je verantwoordelijkheid verder gaat dan het product en het sluiten van de deal.”

“De focus ligt op samenwerking, meervoudige waarde creëren en aansturen op sociaal maatschappelijke meerwaarde.”

 

Sociaalmaatschappelijke meerwaarde

Sales professionals opereren vooral aan de voorkant van het waardecreatie-proces, daarom is het belangrijk dat zij de regie kunnen pakken. Lans: “Dat kregen we duidelijk terug vanuit de bedrijven waarmee we spraken en dat is echt de insteek van de master.

Het is een unieke master voor de regio, landelijk en zelf voor Europa. HAN staat bekend om de salesopleidingen, dit is de kers op de taart. De focus ligt op samenwerking, meervoudige waarde creëren en aansturen op sociaalmaatschappelijke meerwaarde in de keten.”

 

Meer informatie

De nieuwe deeltijd Master Business Sales masteropleiding start in september 2023 en de eerste studenten zijn al aangemeld. De tweejarige master is ingedeeld in vier semesters waarbij ontwerponderzoek en reflectie een belangrijke rol spelen.

In beide studiejaren krijgen de studenten theorie aangereikt, werken ze aan hun (human en technology) skills en werken ze in de praktijk aan salesvraagstukken uit de eigen organisatie. Het afronden van de master levert de titel Master of Science (MSc) op.
Lees meer op Master Business Sales Deeltijd (han.nl)

Rondetafelgesprek: Duurzame en circulaire bouw vraagt om niet-politieke regie van overheid

Rondetafelgesprek: Duurzame en circulaire bouw vraagt om niet-politieke regie van overheid

Het stof van de provinciale verkiezingen was nog niet volledig neergedaald ten tijde van dit rondetafelgesprek. Duidelijk was al wel, dat de BoerBurgerBeweging in alle provincies de grootste partij was geworden en dat ze ook daarom in de Eerste Kamer een grote stem krijgen. Gaan de stikstofplannen op de schop? En wat betekent dat voor de woningbouw en de verduurzaming van het bestaande aanbod? Die onzekerheid voor de bouwsector draagt niet bij aan de versnelling van de bouw- en verduurzamingsopgave. Beter samenwerken binnen de triple helix en op lokaal niveau zou kunnen lonen. Maar hoe?

Deze en vele andere vragen passeerden de revue tijdens een rondetafelgesprek met een panel van negen deskundigen en betrokken partijen over dit onderwerp.

Aan tafel zaten:

  • Ronald Leushuis, bestuurder van Talis en gastheer;
  • Caren Schipperus, directeur van ALEX advocaten;
  • Carol van Eert, burgemeester van Gemeente Rheden, bestuurlijk opdrachtgever van de Opgave Groene Groeiregio en lid The Economic Board;
  • Rob Hagemans, directeur van Hagemans Vastgoedonderhoud;
  • Jeanne van de Klok, directeur van WIL Groep;
  • Vincent Jansen, directeur Energie & Duurzaam beheer van Ariens Partner in vastgoedonderhoud en directeur Energie & Duurzaam Beheer bij Hendriks Bouw & Ontwikkeling;
  • Ina Hol, directeur WerkBedrijf Rijk van Nijmegen;
  • Rob Withaar, commercieel directeur bij Talen Vastgoedonderhoud;
  • Joep Burghouts, proceseigenaar marktontwikkeling bij De Variabele, een bedrijf dat ook in het vastgoedonderhoud zit.

In feite zat de complete triple helix aan tafel, waarbij het onderwijs vertegenwoordigd werd door twee niet-onderwijsinstellingen: het werkbedrijf en WIL Groep. Zij verzorgen beide in een andere rol (om)scholingen.

 

Technische oplossingen

Gastheer Ronald Leushuis trapt af met de stelling:

‘Het aardgasvrij maken van alle woningen slaagt alleen als er met regie vanuit de overheid een betrouwbare technische oplossing gerealiseerd wordt die betaalbaar is voor bewoners’.

Hij licht de stelling graag toe: “Technische problemen verdienen technische oplossingen,” stelt hij. “De duurzaamheidsopdracht is in feite een technische opgave, die in mijn opvatting veel te politiek gemaakt wordt. Dat maakt het veel moeilijker om de mensen uit leggen waarom verduurzaming nodig is. Te veel partijen bemoeien zich ermee terwijl ze naar mijn smaak terughoudender moeten zijn. Want dat maakt de technische opdracht veel te ingewikkeld. De verduurzaming is beter af met minder politieke aandacht.”

De overheid is politiek, dus hoe kan de overheid volgens Ronald Leushuis regie pakken zonder politiek te bedrijven? “De overheid is veel meer dan politiek en heeft ook uitvoeringsorganisaties. De overheid gaat ook over het bouwbesluit, het opstellen van criteria, vertaling van beleid en het creëren van duidelijkheid. Wij zijn erg gebaat bij eenduidige oplossingen, massa is kassa. Er is veel te veel variatie. Dat maakt het ook in de triple helix sfeer veel te ingewikkeld, dat maakt het opleiden moeilijk.”

 

Te veel innovaties

Dat kan Jeanne van de Klok alleen maar beamen. Ze creëert met WIL Groep de nieuwe aanwas voor de bouw en techniek en zij merkt dat veel van hun mensen zich serieus interesseren voor duurzaamheids- en energievraagstukken. De stelling die zij inbrengt is:

‘Het verduurzamen van de bouw gaat niet lukken zonder het (om)scholen van personeel.’

“Eerlijk gezegd weten we niet hoe we dat moeten inkleden,” zegt ze. “Waar wij behoefte aan hebben is een korte samenvatting uit de bouw van de eenduidige oplossingen op duurzaamheid. Dan bedenken wij wel de programma’s.” WerkBedrijf kampt met vergelijkbare problematiek. “Samen met de opleiders zoeken we continu naar hoe we moeten opleiden voor de nieuwe beroepen,” verduidelijkt Ina Hol. “Sommige dingen zijn nog wel uit te leggen, zoals modulair bouwen, maar hoe moeten we ze uitleggen hoe het werk er straks uit gaat zien?.” De veelheid aan nieuwe innovaties en het tempo waarop ze het daglicht zien, draagt niet bij aan de versnelling van de transitie naar duurzame en circulaire bouw, is een van de conclusies.

Toch vindt Vincent Jansen dat er wel succesvolle onderdelen zijn in bijvoorbeeld de energietransitie. “Denk aan de zonnepanelen en de warmtepompen. De centrale overheid heeft een subsidiepot gecreëerd, en daarmee de betaalbaarheid zeker gesteld,” schetst hij. “We hebben heel veel mensen opgeleid om zonnepanelen en luchtwarmtepompen te installeren. Het is behapbaar, we snappen het. Dat zou je met circulair bouwen ook kunnen doen.”

Hij vertelt dat hij in het jaarplan van Talis las dat de corporatie een circulaire oplossing wil toepassen. “We zouden als partners moeten bedenken welke oplossing dat zou moeten zijn. Het moet betaalbaar zijn, dus als we gezamenlijk twee à drie toepassingen selecteren, zouden we die kunnen aanbieden aan Talis.” Hij realiseert zich dat die oplossingen natuurlijk aan allerlei normen moeten voldoen. “Maar er zijn al circulaire toepassingen door die keuring gekomen.”

“De verduurzaming is beter af met minder politieke aandacht”

Kansen en verdienmodellen

Vincent Jansen ziet nog een belangrijke voorwaarde om circulariteit in de bouw toepasbaar te maken. “We moeten als bouwers circulaire opslag gaan realiseren. Stel dat Talis woningen gaat afbreken, dan zou je dat sloopmateriaal ergens willen opslaan, goed oormerken en weer inzetten in een volgend project. Daarvoor heb je dan een circulair platform nodig samen met opdrachtgevers, bouwers, slopers. Hendriks heeft al een dergelijk platform. Dat betekent ook dat je mensen moet opleiden om te weten welke materialen je op welke manier kunt hergebruiken.”

Jeanne van de Klok vindt dat we niet teveel moeten praten, maar gewoon de handen uit de mouwen moeten steken. “Zo ben ik met Rob bezig met het heroogsten van producten en daar zetten we mensen op in. Bijvoorbeeld bij woningreparaties materialen uit de sloop inzetten. Er kunnen allerlei regels zijn, maar als we gewoon beginnen, dan halen we de kinderziektes eruit,” oppert ze.

Rob Withaar ziet in dit kader de oplossing vaak heel dichtbij, maar de regelgeving staat vaak in de weg. “Uitgangspunt van circulaire economie is hergebruik van materialen in de bouw en renovatie. Maar de wetgeving staat dat in de weg omdat bepaalde producten nog niet voldoen aan standaard keurmerken maatvoering of beschikbaarheid van materialen,” vindt hij. Hij noemt het voorbeeld van boeren in Noord-Oost Polder waar hij hen probeert te verleiden tot het telen van vlas en hennep als bouwmaterialen. “Als wij de boeren productiezekerheid geven, dan willen zij misschien wel mee in de teelt van vlas en hennep. Maar dan zeggen de boeren dat hun andere gewassen in het gedrang komen, want die brengen veel meer op in de Europese markten. Dus je zit gevangen in een systeem van belangen,” verduidelijkt Rob Withaar.

De advocaat in de zaal ziet wel mogelijkheden in dit voorbeeld als onteigeningen vanwege stikstof zou plaatsvinden. “Voordat je aan onteigening toe komt, heb je altijd het minnelijke traject, en dan kun je dus afspraken maken. Het geld dat voor de uitkoop of transformatie was bedoeld, kun je misschien wel inzetten om de onrendabele top in deze transitiefase te financieren.” Dat zou mooi zijn, maar is nog ver weg denkt Rob Withaar hardop. “De boer moet ook verder op dit moment.”

 

Kaarten op tafel

“We zitten net als de boeren met het verdienmodel,” ziet Joep Burghouts. “Niemand komt in beweging. Niemand wil de eerste horde nemen, omdat de bestaanszekerheid in gevaar komt. Ik pleit voor meer regie op overheidsniveau.” Hij vergelijkt het met de uitfasering van de verbrandingsmotoren waar de overheid wel regie pakte en dwingende wetgeving maakte. “De inkt was nog niet droog en de Mercedessen, Audi’s en dergelijke komen meteen in beweging met elektrische auto’s.”

Toch neemt hij met de Variabele en partners een belangrijke stap, de eerste horde. “We hebben samen Takkenkamp Groep en Factory Zero een concept ontwikkeld dat heet CTRL2050. We hebben elk ons eigen verdienmodel. Met dat concept gaat een bestaande woning in een klap op gasloos. Technisch voldoet het aan de kaders van de corporaties,” laat hij weten. “We leggen de kaarten op tafel en hebben het als een open source gedeeld. Dus iedereen mag het concept gebruiken, want we krijgen het in ons eentje toch niet voor elkaar.”

 

Van Project naar programma

Ook Ronald Leushuis is huiverig om te experimenteren met corporaties. “Mijn huurders wensen geen proefkonijn te zijn,” maakt hij duidelijk. Gelukkig gaan er zaken ook wel goed. “We hebben de afgelopen jaren 7.500 woningen kunnen verduurzamen waardoor ons woningbezit nu gemiddeld label B heeft. Ik heb mijn huurders vooral uitgelegd wat hun voordelen zijn met de isolatiestrategie. Dus ook bij nieuwe innovaties moeten we uitleggen, wat de huurder ermee opschiet. Wat is het lonkend perspectief. Ik denk dat als Joep technisch een mooie oplossing heeft om te verduurzamen, hij mij niet moet overtuigen. Hij moet met mij dat zaaltje ingaan om het uit te leggen en als het past in mijn verdienmodel, dan wil ik het wel hebben. Ik ben heel blij bijvoorbeeld met de gemeente Nijmegen die een publiek warmtenet aanlegt. Hier pakt de overheid de regie. Ik kan mijn huurders uitleggen wat we gaan doen.”

Joep Burghouts wil wel met hem de zaaltjes in. “Bij Ronald komt dertig procent van zijn huurders op het warmtenet. Dus als wij komen met een all electric concept kunnen we daarmee nog eens veertig procent van het gas af krijgen,” stelt hij. Maar hij ziet daarvoor de noodzaak om niet vanuit projecten te werken zoals de partijen, ook de zijne, dat nu gewend zijn. “Innovaties moeten het liefst als open source beschikbaar komen en daarvan moeten we programma’s maken in plaats van projecten draaien.” Dat is ook het idee van Rob Hagemans. “Het denken in projecten is nog altijd de maatstaf in de gehele keten. Van planvorming en financiering tot en met productie,” zegt hij. “En dit projectdenken leidt tot vertraging waardoor de verduurzaming te langzaam gaat.” Dat bedoelde hij met zijn stelling die hij inbracht: “De enorme verduurzamingsopgave in de woningmarkt vraagt een wezenlijke andere wijze van denken in de gehele keten van voortbrenging: van project naar proces, van proces naar programma.”

 

De zaaltjes in

De zaaltjes in met huurders staat voor Ronald Leushuis synoniem voor de toepasbaarheid van een bepaalde oplossing. “We zijn aan deze tafel dromen en ideologieën aan het verwezenlijken,” scherpt Ronald Leushuis aan. “Maar de realiteit is blokkerend. Als je de realiteit niet meer meeneemt in de veranderingen waar je over spreekt, dan gaat er niets gebeuren.” Carol van Eert beaamt dat: “Wat ik vandaag vooral geleerd heb, is dat we terug moeten naar de zaaltjes. We hebben hier een goede regionale samenwerking en ook corporaties werken al heel lang samen. Ik geloof dat we focus moeten zetten dat we in de regio met elkaar tot enkele oplossingen moeten komen, die ons uiteindelijk gaan helpen.”

Toch krijgt Ronald Leushuis niet iedereen de zaaltjes in. “Wij moeten zover mogelijk wegblijven bij dat zaaltje, want wij werken als een rode lap op een stier vanwege de beeldvorming over ons,” vindt Caren Schipperus. “Wij juristen moeten de oplossingen faciliteren. Maar de reality check staat bij mij bovenaan dat lijstje. Wat is het probleem dat je wil oplossen en is dat ook het probleem van degene waar je mee in gesprek wil?” Zij noemt het voorbeeld van een zandwinner die wilde uitbreiden. De omwonenden klaagden al jaren over het verkeer. Dus kwam hij naar hen toe met een oplossing voor het verkeer en kon hij uitbreiden zonder tegenstand. “Het gesprek dat we hier hebben is een heel ander gesprek dat op straat plaatsvindt. Terwijl de belangen vaak gelijk zijn. Als je elkaar spreekt buiten de politiek en buiten de camera’s om, dan kun je elkaar altijd wel vinden.”

Ook Ina Hol ziet een rol voor WerkBedrijf. “Wij moeten aan onze mensen kunnen uitleggen waarom het zo ontzettend boeiend is om aan de slag te gaan in deze sector. 15.000 mensen in deze regio, die een mooie zijstap kunnen maken. We gaan het uitleggen, concreter maken en overtuigender brengen. Zo kunnen we een maatschappelijk probleem verbinden aan de opgave.” Jeanne van de Klok zit in een vergelijkbaar pakket met WIL Groep. “Ik zou graag aan de opdrachtgevers, de woningcorporaties en de co-makers, willen vragen als jullie een plan van aanpak hebben, leg die dan ook bij ons neer, zodat wij onze mensen kunnen trainen,” vraagt ze. “Het zou helemaal mooi zijn als wij de huurders van een woningcorporatie kunnen trainen en die vervolgens in hun eigen woningen kunnen inzetten. Maar we komen helaas niet achter de voordeur.”

 

Dit artikel is in het Ondernemersbelang Nijmegen-Rivierenland editie april verschenen

Meer over

Dit artikel delen

1 2 3
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
TwitterLinkedInEmail